Vredeseilanden weerlegt de aantijgingen van Thierry Debels

Vredeseilanden weerlegt de aantijgingen van Thierry Debels

03/11/2007

Vredeseilanden is zwaar geschokt door de onwaarheden in het laatste boek van Thierry Debels, Hoe goed is het goede doel.  “Vredeseilanden pleegt regelrechte fraude”, stelt Debels.  Debels stelt ook dat slechts 15% van het budget naar ontwikkelingssamenwerking gaat, terwijl dit in werkelijkheid 88% is. Vredeseilanden onderneemt gerechtelijke stappen tegen de lasterlijke aantijgingen en kan die gemakkelijk weerleggen.

(update 30/03/2011: Rechtbank veroordeelt Thierry Debels tot 1 euro schadevergoeding aan Vredeseilanden)

Hieronder vindt u een verkorte versie van een uitgebreid document waarin we per citaat antwoorden op de beschuldigingen.  Het volledige document vind je hier.

Komt er van de 100 euro die ik aan Vredeseilanden geef maar 15 euro ter plaatse bij de boeren?

Vredeseilanden werkte in 2006 met een budget van 12 miljoen euro. Dit budget werd gerealiseerd dankzij verschillende financieringsbronnen (zie ook vredeseilanden.be/jaarverslag):

  • gouvernementele financiering: 72%
  • NGO's, stichtingen en bedrijven: 11%
  • particuliere opbrengsten: 17%

Dit totale budget wordt, na goedkeuring door de raad van bestuur en de algemene vergadering, als volgt verdeeld: 

  • ondersteunende diensten (personeel, financiën, communicatie, fondsenwerving, secretariaat, directie): 12 %
    dit wil zeggen dat 88% van het budget rechtstreeks besteed wordt aan de doelstellingen van de organisatie - zoals bepaald in onze missie en het zesjarenplan.
  • programma in het Zuiden (13 landen): 77%
  • programma in het Noorden (educatie, beleidsbeïnvloeding, kennisbeheer,…): 11%
     

Debels geeft blijk van een achterhaalde visie op ontwikkelingssamenwerking, waarbij boeren afhankelijk blijven van ontwikkelingshulp via giften.

Vredeseilanden is geen noodhulporganisatie maar een structureel werkende NGO met doelstellingen op lange termijn. Vredeseilanden zorgt er net voor dat boeren ZELF hun inkomen kunnen halen uit hun arbeid, waardoor ze niet afhankelijk blijven van giften van hulporganisaties. Vredeseilanden ondersteunt daarom boerenorganisaties, die opleidingen geven, aan productieverbetering werken, zorgen dat de producten hun weg vinden naar de consument en dat aan een goede prijs.

Dát is de keuze die Vredeseilanden samen met haar donors maakt en die we ook altijd gecommuniceerd hebben, bijvoorbeeld in de brief die begin dit jaar bij Knack zat.

Zijn de lonen van de medewerkers en de directie bij Vredeseilanden “ontstellend hoog”?

Neen. De lonen die Vredeseilanden betaalt zijn gemiddeld, maar zeker niet hoog. De fout die Debels in zijn boek maakt, is dat hij de loonmassa van het hoofdkantoor enkel verdeelt over de 44 mensen van het hoofdkantoor en daarbij de 17 coöperanten (mensen die in het buitenland werken maar wel via het hoofdkantoor betaald worden) buiten beschouwing laat.

Hij deelt het totaal bedrag dus door te weinig mensen, waardoor hij vanzelfsprekend een veel te hoog bedrag bekomt. We merken voor de volledigheid ook nog op dat van de 43 huidige personeelsleden er 23 deeltijds werken en 20 voltijds.

Nochtans werd voor bovengenoemde rekenfout gewaarschuwd in de neergelegde jaarrekening bij de Nationale Bank in opmerking 1:

“In de sociale balans zijn alleen de cijfers en aantallen van het personeel hoofdkantoor opgenomen. De gegevens van de coöperanten en het lokaal personeel zijn NIET opgenomen in de sociale balans.”

Bij de lonen van de directeurs maakt hij eveneens een fout. De fout die Debels hier maakt, is dat hij de algemene post “management” neemt uit de boekhouding en die interpreteert als de lonen van de directieleden. Dat terwijl deze managementpost ook alle kosten met betrekking tot de raad van bestuur, de algemene vergadering, de organisatie van een executief (jaarlijkse internationale vergadering met al onze landvertegenwoordigers), missies, opleiding voor leidinggevenden, enz omvat.
Om alle twijfel hierover uit de weg te ruimen, volgen hieronder de lonen van de drie directeurs. Het loon van de algemeen directeur werd overigens ook al in Trends gepubliceerd (10 november 2005).
 
  • Algemeen directeur:
    Per maand:  bruto 4.798,29 euro, netto 2.431,41 euro
  • Manager zuid-programma's:
    Per maand: bruto 4.213,52 euro, netto 2.343,39 euro
  • Manager hoofdkantoor:
    Per maand: bruto 4.261,05 euro, netto 2.353,03 euro

Dit zijn drie mensen met een hoge anciënniteit (29 jaar voor de algemeen directeur).
Ter vergelijking: licentiaten in het middelbare onderwijs met een vergelijkbare anciënniteit verdienen ongeveer evenveel.

Over de lonen van de medewerkers in het Zuiden verspreidt Debels eveneens verkeerde informatie, door te zeggen dat ze gemiddeld 25.000 euro bruto verdienen per jaar.

Hij stelt dat deze informatie eigenlijk "moeilijk te achterhalen is" en schat de totale loonmassa voor het zuiden dan maar op 3,6 miljoen euro. In het jaarverslag valt nochtans eenvoudig af te lezen dat het hier (na optelling) over 1 miljoen euro loonmassa gaat. Nog geen derde dus.
(zie jaarverslag p.20 - II Bedrijfskosten - C) Bezoldigingen)

Werd er gefraudeerd in het inmiddels gesloten Vredeseilandenkantoor in Zimbabwe?

Neen, al werd die verdachtmaking indertijd wel gemaakt.  De feiten dateren van 2004.

Omwille van sancties opgelegd aan Zimbabwe door vele landen en het vertrek van buitenlandse bedrijven en internationele organisaties uit Zimbabwe, had de regering van Mugabe alleen belastingsinkomsten van NGO’s, die zich niet teruggetrokken hadden.  Daarom legde Zimbabwe een taks op van ongeveer 10.000 euro per maand aan deze NGO’s, dus ook aan Vredeseilanden.   Zimbabwe kampte bovendien met een inflatie van ongeveer 700%.  De geïnde taksen werden gekoppeld aan de door de overheid ingestelde wisselkoers van 1 euro voor 8000 Zimbabwaanse dollar terwijl de ‘market exchange rate’ 1 euro voor 80.000 Zimbabwaanse dollar bedroeg.

Vredeseilanden vroeg aan haar vertegenwoordiger in het Zimbabwe-kantoor om de financiële implicaties kort op te volgen en te rapporteren.  Extra budgetten werden door het kantoor van Zimbabwe gevraagd aan Vredeseilanden.  Ondanks deze extra budgetten was er gedurende twee maanden onvoldoende geld om de taksen te betalen Hierover was ook geen rapportering aan het hoofdkantoor.  Dit kon geïnterpreteerd worden als fraude wegens het niet betalen van belastingen.  De feiten werden gemeld aan het hoofdkantoor van Vredeseilanden en de Belgische ambassade in Zimbabwe die deze informatie doorspeelde aan DGOS.

De Zimbabwaanse overheid nam beslag op alle auto’s, computers, … van Vredeseilanden.

Vredeseilanden gaf opdracht aan KPMG, een internationaal onafhankelijk auditbureau, om te onderzoeken of er in dit dossier sprake was van fraude gepleegd door het kantoor in Zimbabwe en of er van eventuele persoonlijke verrijking van personeelsleden sprake kon zijn. De conclusie was dat er wel vertraging was in betaling van belastingen, maar dat er geen fraude werd gepleegd, en dat er van persoonlijke verrijking geen sprake was. Het KPMG-rapport werd ook voorgelegd aan en besproken met DGOS.

De hoge belastingen, de inflatiedruk en de problematiek van artificiële wisselkoersen lieten niet toe om verder te werken in Zimbabwe. Het kantoor werd gesloten na betaling van de verschuldigde taksen (ca. 150.000 euro).  Toen Vredeseilanden de beslissing nam om het land te verlaten werden alle in beslag genomen goederen vrijgeven. De vroegere activiteiten in Mashonaland-East werden ondergebracht bij een lokale NGO, die het programma met succes verderzet.

Houdt Vredeseilanden geld bestemd voor het zuiden in de eigen kas zonder het te besteden?

Neen. Het feit dat Vredeseilanden een goede liquiditeitspositie kan voorleggen, betekent hoegenaamd niet dat dit geld zomaar op een rekening staat niks te doen. Iedere econoom of boekhouder weet ook dat zo'n cijfer slechts een momentopname is, aan het eind van het boekjaar.

Het is net deze goede liquiditeitspositie die de continuïteit kan waarborgen van onze programma’s. Omdat de overheidssubsidies pas in het midden van het jaar gestort worden, geeft onze liquiditeitspositie ons de mogelijkheid programma’s voor te financieren gedurende de eerste helft van het boekjaar.

Een mooie voorstelling daarvan, vindt u in de grafiek op p. 15 van het jaarverslag 2006.

Was het tomatenprogramma in Noord-Togo een “catastrofe”?

Allerminst. Van 2000 tot 2007, is de tomatenproductie steeds gestegen: van 1.132 ton in 2000 tot 11.786 ton  in 2007. Het aantal producenten is gestegen van 1661 in 2000 tot 5825 in 2007. De inkomsten van deze teelt hebben heel duidelijk een zichtbaar positieve impact gehad op de levensstandaard van de boeren/boerinnen in de streek (o.a. op scholarisatie, kwaliteit van woningen, vervoermiddelen, toegang tot drinkwater, enz). Daarover kunt u ook de documentatie bekijken naar aanleiding van 20 jaar Vredeseilanden in Togo.

Dat er recent een overproductie van verse tomaten was, heeft te maken met:

  1. het gebrek aan reguleringsmechanismes van het aanbod (te vergelijken bv. met de overproductie van melk in België een aantal jaren geleden)
  2. de concurrentie van uit Europa ingevoerde tomatenpuree aan lage prijs.

Om het eerste punt aan te pakken, hebben de boeren in Noord-Togo een netwerk opgericht (PROCOPAS) voor overleg tussen de verschillende actoren. 

Binnen de boerenorganisatie RECAP hebben de boeren zelf hun lessen getrokken en beslist dat ze volgend jaar hun productie meer met ajuin en andere groenten gaan diversifiëren. De mogelijkheid om een meerwaarde aan de tomaten te geven via de verwerking tot puree of cencentraat werd bestudeerd.  Hier is het voornaamste obstakel heel duidelijk de concurrentie van dezelfde producten van sterk geïndustrialiseerde landen als Italië of Spanje en die, als de EPA’s ondertekend worden, zonder taxen zullen ingevoerd worden (liberalisering van de markten). 

Het tomatenproject is trouwens een onderdeel van een veel breder project rond groenteteelt dat door onze partner RAFIA, een Togolese NGO in Noord Togo, werd gestart eind jaren ’90. Doelstelling: jonge boeren de kans geven om in de regio te blijven werken, ook buiten het normale teeltseizoen (regenseizoen). De groenteteelt gebeurt immers in bevloeide tuinen, in laag gelegen landbouwgebieden.

Zijn de resultaten van het maniokprogramma in Benin ontgoochelend vergeleken met de middelen die er in geïnvesteerd werden?

Neen, dit is zelfs een zeer goed voorbeeld van de manier waarop Vredeseilanden wil werken: innovaties ondersteunen en via goed sensibiliserings- en lobbywerk zorgen dat een succesvolle manier van werken breder wordt uitgedragen, zodat ook anderen die knowhow kunnen toepassen.

De ontwikkeling van de maniokketen in Benin staat nog in zijn kinderschoenen, niemand die dat ontkent.  De boeren telen traditioneel maniok als voedingsmiddel, omdat dit gewas het tekort aan calorieën kan opvangen en een natuurlijke spaarpot (voorraad) vormt tijdens periodes van overbrugging (tussen twee oogstperioden).

Twee lokale organisaties hebben met de steun van Vredeseilanden een onderzoek gestart om een keten te ontwikkelen. Doestelling is niet alleen om maniok te produceren, maar ook om er een aantal afgeleide producten van te ontwikkelen, te testen, de kwaliteit ervan op punt te stellen, er afzetmarkten voor te zoeken, etc. Daarover leest u meer op de landenpagina van Benin.

Het gaat hier dus niet over het aantal koekjes of beignets die op dit stadium geproduceerd zijn. Het gaat wel over innovatieve experimenten die in de toekomst door grotere actoren opgenomen en verspreid worden.

Dat dit zo is, blijkt uit de appreciatie door een professionele organisatie als de IITA (International Institute of Tropical Agriculture). Dit jaar na het bezoeken van ons maniokproject in Djidja en na gesprekken met alle betrokken, vroeg IITA aan Vredeseilanden om met hen samen te werken aan een groot internationaal project: Cassava value chain development supporting processing and value addition by small and medium entreprises in West Africa.

Zo kan een micro-project, naast de resultaten voor de directe betrokkenen, ook een voorbeeld zijn voor andere spelers in de keten (producenten, verwerkers, afnemers). Zo’n project vraagt veel overleg met alle betrokkenen, maar de impact op langere termijn is dan ook groot.

Kwam Vredeseilanden zijn beloftes ten aanzien van het waterputtenproject in Senegal ten tijde van de campagne 2002 niet na?

In het volgende Reporter-magazine over Senegal vertelt Seckou dat het project dat werd opgestart in zijn dorp moeizamer verliep dan gepland. Nochtans liep alles in het begin zeer goed: de velden werden aangelegd, alle materialen werden tijdig geleverd... Het project is kwestie in dus wel degelijk voorzien van de nodige middelen. 

Maar toen het project in de afrondingsfase kwam, begonnen de discussies rond eigendomsrechten van sommige gronden. Er groeide wantrouwen. Seckou werd er zelfs van verdacht geld in zijn huis te verstoppen. Dat werd gelukkig rechtgezet. Maar de strubbelingen hebben de werken serieus vertraagd.  Seckou is echter vastberaden. Er is ondertussen een ander terrein afgebakend, waarvan alle rechten in orde zijn. “We hebben geleerd uit onze fouten.”
Fouten maken en daaruit leren, ook dat is deel van een ontwikkelingsproces.

Ter info: De Vredeseilanden-campagnes zetten ieder jaar één thema en/of land in de kijker. In 2002 was dat Senegal, meer bepaald met de problematiek van de pinda-boeren. Seckou Kandé werd uitgenodigd in Vlaanderen om over die problematiek te vertellen. Zo bezocht hij ook scholen. Niet om geld in te zamelen voor één specifiek project in zijn dorp, wel om te getuigen over de moeilijke situatie van de pindaboeren en hoe daar aan verholpen kon worden.

Pleegde Vredeseilanden bedrog in de campagne rond de tsunami door een projectgebied op te geven dat niet eens toegankelijk was door oorlog?

Vredeseilanden had in dit gebied wel degelijk een organisatie die actief was in de regio en die een structureel ontwikkelingsprogramma opzette in de jaren na de tsunami. Na de eerste noodhulp was het vooral zaak om de dorpelingen kansen te geven om opnieuw een inkomen te verwerven. Het Vredeseilandenproject omvatte het opzetten van kleine economische activiteiten in drie dorpen in de buurt van Bandah Atjeh.

Bina Desa, een degelijke partnerorganisatie waarmee Vredeseilanden ook al in het verleden werkte en met een stevige verankering in de regio, wordt aangezocht het programma te begeleiden. Het programma kreeg een budget van 100.000 euro en is nu voor 4/5 uitgevoerd.

In dit stukje van het boek baseert de auteur zich trouwens op een ex-medewerker. De feiten waarover het hier gaat, deden zich echter voor jaren nadat deze medewerker werd ontslagen. Waar de ex-medewerker zijn informatie op baseert, en hoe accuraat die informatie is, speelt voor de auteur blijkbaar geen rol. Besluit: mocht de auteur de communicatie van Vredeseilanden over dit project voldoende grondig bestudeerd hebben, dan had hij al snel gemerkt dat het verhaal van de ex-medewerker op veronderstellingen is gebouwd en daardoor kant noch wal raakt.