Uitweg uit de nieuwe voedselcrisis?

Uitweg uit de nieuwe voedselcrisis?

22/02/2011

Voor het oplossen van de voedselcrisis volstaan geen korte termijn oplossingen zoals voorgesteld door de Wereldbank en de G20. Enkel een politieke keuze voor een meer duurzaam landbouwmodel biedt soelaas op lange termijn.

Wereldwijd blijven de voedselprijzen stijgen, al 29 procent hoger dan een jaar geleden. Daarmee bereiken ze bijna het niveau van de absolute prijzenpiek van 2008, toen er in een dertigtal landen voedselrellen uitbraken. Het zijn vooral de prijzen van suiker (+73%), maïs (+62%), tarwe (+58%), soja (+54%), koffie (+41%) en rijst (+30%) die sinds halfweg 2010 de hoogte in schieten. En het ziet er niet naar uit dat ze snel zullen dalen.

Voor onze westerse portemonnee blijft de impact (voorlopig) relatief beperkt, maar in vele ontwikkelingslanden, waar mensen vaak 60 tot 80 procent van hun inkomen aan voeding spenderen, groeit de onrust. De Wereldbank schat dat het afgelopen half jaar door de stijgende voedselprijzen 44 miljoen mensen extra (!) in extreme armoede (overleven met minder dan 1,25 dollar per dag) terecht zijn gekomen.

De stijgende voedselprijzen behoren mee tot de kiem van de volksopstanden in Algerije, Tunesië, Egypte, Jemen, Jordanië, Mozambique… Het is geen toeval dat al deze landen in grote mate voedselimporterende landen zijn, die het meest gevoelig zijn voor de prijsschommelingen op de wereldmarkt.

Extreme weeromstandigheden, verklaard door de klimaatsveranderingen, sturen de oogsten in de war. Overstromingen in Australië, Maleisië en Pakistan, droogtes en bosbranden in Brazilië, Argentinië, Rusland en Oekraïne. Door de aanhoudende stijging van de olieprijs, wordt steeds meer landbouwgrond gebruikt voor biobrandstoffen, waardoor potentiële voeding in de tanks van auto’s verdwijnt. Ook paniek en speculatie op voedingsproducten spelen een belangrijke rol, en leiden tot een grotere prijsvolatiliteit.

Maatregelen om de voedselcrisis op te lossen

Vorig jaar beloofde de G20, de grootste economieën ter wereld, om 22 miljard dollar te investeren in het verbeteren van de mondiale voedselzekerheid. Dat valt toe te juichen, maar het geld mag niet enkel ingezet worden op het groene revolutie-model, dat met verbeterde gewassen, mechanisatie, en veel kunstmest en pesticiden de productie wil verhogen. In veel landen wordt immers al genoeg voedsel geproduceerd, maar hebben mensen door gebrek aan inkomen er geen toegang toe. En voor zaden, machines, meststoffen en pesticiden heb je ook geld nodig, geld dat veel arme boeren in ontwikkelingslanden niet bezitten. Een andere, meer duurzame visie op landbouw en voedselproductie wereldwijd kan daarom op lange termijn betere oplossingen bieden.

Zo is het belangrijk dat de G20 (maar ook de EU, de VS, de Wereldbank, de WTO,…) landen ondersteunt om zelf in hun voedsel te voorzien. Want door een gebrek aan investeringen in een landbouw die de lokale gemeenschappen voedt, zijn arme landen afhankelijk van import en kwetsbaar voor internationale prijsschokken.

Overheden moeten ook de aanleg van voedselreserves stimuleren. Voedselreserves kunnen er niet alleen voor zorgen dat producenten een grotere marktmacht en een stabieler inkomen krijgen (ze hoeven niet alles meteen na de oogst te verkopen wanneer het aanbod het hoogst en dus de prijs het laagst is), ze zijn ook een goede manier om speculatie tegen te gaan en dus ook de consument een stabielere prijs te garanderen.

Die speculatie kan ook beperkt worden door een betere regulering. Sinds 2000 is de markt van grondstoffenderivaten massaal gedereguleerd. Die deregulering wordt best teruggedraaid. Voedsel is geen koopwaar zoals een ander, wel een mensenrecht.

Ook de toegang tot grond moet beter beschermd worden. Vooral in Subsahara Afrika kopen buitenlandse investeerders of overheden grote arealen landbouwgrond op. Deze investeringen komen vaak alleen buitenlandse markten ten goede, waardoor de toekomstige voedselvoorziening voor de lokale bevolking in het gedrang komt.

Belangrijk tenslotte is dat overheden en bedrijven wereldwijd een duidelijke keuze maken voor duurzame, agro-ecologische landbouwmethodes, die gebruik maken van ecologische principes om landbouwecosystemen te ontwerpen en zo weinig mogelijk chemische middelen vragen.

Wetenschappers wereldwijd toonden al aan dat de productie ervan even hoog kan liggen, en zowel honger- als milieuproblemen worden aangepakt. Het is beter bestand tegen klimaatverandering, en ook kleinere, armere boeren kunnen op de kar springen.

De agro-ecologie biedt oplossingen voor de voedselcrisis aan, het is nu een beleidskeuze om deze technieken op grote schaal toe te passen.