Doña Tina: Van kindarbeidster tot voorzitster

Doña Tina: Van kindarbeidster tot voorzitster

25/09/2012

Elke dag stapt de 64-jarige Doña Tina in de broeierige hitte van Zuid-Honduras twee uur naar haar werk, en later twee uur terug naar huis. Ook in haar leven heeft Doña Tina een lange weg afgelegd: ze komt van ver. Als kind stond ze rond één uur 's nachts op want ze werkte om de school te kunnen bekostigen. Nu is ze voorzitster van een bloeiende cashewnotencoöperatieve. Journaliste Frauke Decoodt ging haar opzoeken.

CREPAIMASUL, of de Coöperatieve van Cashewnotenboeren, is een landbouwcoöperatieve met 72 leden. Ze specialiseren zich in het verwerken en verkopen van cashewnoten. CREPAIMASUL bevindt zich in de zuidelijke regio Choluteca, tegen de grens met Nicaragua en El Salvador. Dit is één van de armste regio's van Honduras.

"We hadden geen honger, maar waren straatarm"

Het dorpje van Doña Tina telt een vijftigtal huizen en 220 inwoners. We installeren ons in de voortuin onder het afdak dat tevens dienst doet voor het drogen van de maïs. Doña Tina is een openhartige vrouw, gewend om te spreken. Ze heeft veel te vertellen, hoe haar dagelijkse leven eruitziet, en hoe het vroeger was, voordat ze betrokken was bij coöperatieven.

"Ik groeide op in een frissere regio waar de gewassen vlot groeiden. Op ons kleine stukje land van bijna 2,8 hectaren verbouwden we maïs en bonen. Alles wat we oogsten aten we zelf. We hielden enkele varkens en mijn ouders verkochten groenten en fruit op de markt in Choluteca, ze werkten erg hard. We hadden nooit honger maar we waren straatarm. "

"Mijn ouders vonden het belangrijk dat hun 13 kinderen naar school gingen, de meesten werkten de basisschool af. Mijn moeder maakte ons om één uur 's nachts wakker. We hielpen met werken tot we te voet naar school vertrokken, twee kilometer verderop. Het was moeilijk in de les, ik was moe en had honger. Toen ik in het vijfde studiejaar zat, ging ik op de koffieplantages werken. Met dat inkomen kocht ik mijn schoolbenodigdheden en uniform. De middelbare school lag een heel eind verder. Dat zorgde voor problemen want zeker als jong meisje lieten mijn ouders me niet zo graag gaan. Ik werkte mijn eerste jaar middelbaar af en stopte met school."

Zorgen voor acht kinderen

"Ik was heel jong, 16 jaar, toen ik trouwde met de 21-jarige Martin Senteno. We hadden geen land en vonden nergens werk. In 1976 verhuisden we met ons eerste kindje hierheen. Ons huisje was een krot gemaakt uit bamboestokken en golfplaten. Vijftien jaar lang werkten en leefden we op het land van mijn schoonbroer, een meloenenkweker. Ik stond op rond 3 uur om de knapzak van mijn man klaar te maken. Hij werkte vaak tot acht uur 's avonds en ging dan meteen slapen. Mijn dag bestond uit kuisen, koken, een heel eind verder water halen, de beesten voederen. Kortom, het huishouden."

"Aangezien er nog geen elektriciteit was, maalden we de maïs met een pletsteen. Een heel karwei. Een ander zwaar karwei was zorgen voor onze acht kinderen, vier dochters en vier zonen. Allemaal gingen ze naar school, maar ze moesten ook meehelpen met de vele klussen. Vijf kinderen studeerden verder aan de beroepsschool, drie studeerden er af. Ons leven was hard werken van de ochtend vroeg tot ’s avonds laat. Mijn man verdiende amper genoeg om bonen, rijst, vet, melk en andere benodigdheden te kopen. Maar we hadden een klein maïsveldje, en kippen en varkens. Af en toe aten we vlees. Echte honger hebben we nooit geleden."

"In 1991 werden we lid van een coöperatieve die samen het land beheerde en bewerkte. We verbouwden maïs, watermeloenen en 14 hectare cashewbomen. We kregen dit huisje waar we nu zitten toebedeeld. We hebben nu een eetkamer, drie slaapkamers en een keuken. Vroeger was één slaapkamer de keuken, maar die werd te klein en de familie te groot. Sommigen moesten buiten onder het afdak slapen. We bouwden er dus een keuken en nog een kamer bij. "

Een nieuwe coöperatieve

"De 'modernisatie'-wet betekende de doodsteek voor vele coöperatieven. Ook de onze, de grond van onze coöperatieve werd verdeeld, elk een hectare. Het werd ieder voor zich. Omdat er te veel werk was en geen markt voor de producten verkochten vele kleine boeren hun stukje grond. Dankzij onze varkens, kippen en twee koetjes hadden we echter wat spaargeld. We kochten twee extra hectaren cashewbomen. Cashewnoten waren onze voornaamste bron van inkomen, maar we verkochten die spotgoedkoop. We accepteerden de prijs die de opkopers ons gaven, tussen €2 en €10 voor 46 kg."

"In 2006 moedigde de NGO Trocaire ons aan een coöperatieve van kleine cashewnotenboeren op te richten. Dat was het begin van CREPAIMASUL. Andere ngo's hielpen toen ze zagen dat we goed bezig waren maar wat hulp konden gebruiken. Zo startte in 2011 onze relatie met Vredeseilanden, hoewel we al vaak met hen samenwerkten omdat ze ook de koepelorganisatie van cashewnootproducenten sinds 2007 steunen."

Beste exporteur van het jaar

"Vredeseilanden versterkt ons vooral met materiaal om de verwerking van de noten te verbeteren. Ze bezorgden ons bijvoorbeeld een betere en zuinigere oven. Het verwerkingsbedrijf werd in een productiever en hygiënischer jasje gestoken. Ze helpen ons met het goed verpakken en verzenden van ons product. Enorm waardevol voor ons zijn de vormingen over hoe de markt voor cashewnoten werkt, hoe te onderhandelen en met wie, hoe we onze interne structuur kunnen versterken. We kregen zelfs lessen in boekhouding en vrouwenrechten."

"Hoewel we zeker onze tegenslagen kenden werd CREPAIMASUL een succes in korte tijd. Dit zou onmogelijk geweest zijn zonder de hulp van ngo's zoals Vredeseilanden. In 2011 wonnen we zelfs de prijs “Beste exporteur van het jaar”. De 72 leden van de coöperatieve, én onze families zijn enorm erkentelijk voor de nieuwe welvaart. We voorzien ook andere bewoners van inkomen omdat ze helpen bij de oogst en de verwerking, of omdat we hun cashewnoten opkopen. Minder gelukkig zijn de opkopers. Aangezien wij een vaste prijs van €16 per 46 kg betalen moesten ook zij hun prijs aanpassen om nog cashewnoten te kunnen kopen in de regio."

Zonen in het huishouden

"Ik heb veel geleerd. Soms zijn er slapeloze nachten door de grote verantwoordelijkheid op mijn schouders. Ik moet vergaderingen leiden, klanten ontvangen, cheques ondertekenen. Ik vrees soms onvoldoende geschoold te zijn."

"Naar deze streek verhuizen was moeilijk maar we pasten ons aan en geraakten vooruit. Sinds kort leven we goed. We eten ook nog steeds de typische Hondurese boerenkost: rijst, bonen, tortilla's en eieren, én kaas en melk want we hebben nu twee koetjes. Ik wandel elke dag twee uur naar de verwerkingsplantage, maar sta nu pas op om zes uur. Tijdens de oogsttijd tussen februari en mei werkt de hele familie nog altijd hard. Vele taken van een vrouw veranderen bovendien niet. Ik mag echter niet klagen, mijn echtgenoot en twee overgebleven zonen helpen tegenwoordig mee in het huishouden. Soms krijg ik bij thuiskomst zelfs mijn koffie en maaltijd voorgeschoteld!"

Ons gesprek loopt ten einde. Terwijl ons eten op de typische met kalk bedekte houtstoof verder pruttelt wandelen we naar Doña Tina's vier hectaren grote veldje iets verderop. De cashewbomen zijn een welkome verkoeling van de hitte.

Doña Tina toont me ook haar huisje. Het is nederig, geen overbodige luxe maar nu wel met een frigo en betonnen vloer. Ze hebben tegenwoordig ook elektriciteit en water in de achtertuin. Deze familie is nog steeds arm maar leeft duidelijk beter. Tina's verhaal over armoede is geen uitzondering in Honduras, zo overleven de meeste kleine boeren hier. Haar succesverhaal overtuigde haar dat je met samenwerken en solidariteit sterker staat.