De samenleving aan het werk: Burger, consument, georganiseerde samenleving en boer/boerin

De samenleving aan het werk: Burger, consument, georganiseerde samenleving en boer/boerin

09/05/2008

Een productieve en moderne familiale landbouw die zich in de eerste plaats richt op de bevoorrading van de lokale en regionale markten kan alle mensen voeden. Maar dan moeten consumenten en samenleving wel de grote kloof dichten die hen nu scheidt van die familiale landbouw.

Burger versus consument

Vraag mensen of zij bij hun aankopen van eetwaar de duurzame landbouw willen steunen en een voor de boeren leefbare prijs willen betalen? Velen zullen volmondig ja zeggen. Maar bekijk dan eens ons echte aankoopgedrag. Heel veel kans dat wij dan, als consumenten, voor het goedkoopste discountproduct kiezen, resultaat van een bijna onmenselijke druk op de prijzen die de voedingsbedrijven en de landbouwers ondervinden. De realiteit is dat er tussen onze menselijke intenties en ons consumentengedrag dikwijls een kloof gaapt. De realiteit is dat de meeste mensen als consumenten handelen en kiezen voor het goedkoopste product in de supermarkt, wat nu net een product is waar de boeren het minst aan verdienen en waar we op tal van vlakken een niet-duurzame landbouw aan overhouden.

Aan het eind van de voedselketen, hoe lang of hoe kort ook, bevinden zich degenen die eten of verbruiken wat de landbouw voortbrengt. Meestal spreken we nu van de consumenten. Zij verdringen de ‘klanten’. Boeren die rechtstreeks verkopen, zullen het toch nog over hun klanten hebben. De actieve rol van de klanten beperkt er zich toe naar de supermarkt, winkel, markt of boerderij te gaan, uit het assortiment te kiezen, te betalen en, het liefst tevreden, te consumeren.

De verantwoordelijkheid van de burgers-consumenten

Maar als burgers-consumenten en als samenleving hebben we ten aanzien van landbouwers en platteland een verantwoordelijkheid. We kunnen en moeten meer doen om duurzame voedselketens te bevorderen en om de kloof te overbruggen met een familiale landbouw die vooral voor de lokale markt produceert. We hebben daar zelf alle belang bij. Want wie opwerpt dat de voedselprijzen al hoog genoeg zijn, beseft best dat decennialang de meeste boeren in de wereld niet konden leven van hun werk door al te lage prijzen. Net als iedereen hebben ze echter recht op een leefbaar inkomen. Maar ook van de nu gestegen prijzen – amper een compensatie voor de duurdere olie, meststoffen en bestrijdingsmiddelen - komt veel te weinig bij hen terecht: de opbrengst blijft plakken bij verwerkingsbedrijven en supermarktketens die hun marges vergroten. Dikwijls profiteren we ook als consument van de aankoopmacht van de supermarkten. Vergelijk nog maar de prijzen van eieren, melk, kippenvlees of varkensvlees met die van veertig jaar geleden. Als je de inflatie verrekent, zijn die nog altijd heel laag. En de consument heeft er nog een pak service inzake verpakking bij gekregen.

Toch doen ook de consumenten niet altijd een goede zaak. Soms verliezen zij, net als de boeren, wanneer ze zich niet of onvoldoende laten gelden op de voedselmarkt. Twee voorbeelden. In 2000 krijgen de boeren in de Verenigde Staten twintig procent minder voor wat ze produceren in vergelijking met 1970. Maar de consumenten halen daar geen voordeel uit. Integendeel, voor hen geldt de omgekeerde evolutie, zij betalen ruim vijfendertig procent meer. Het is dus niet omdat de slogan ‘de consument is de echte winnaar van vrije landbouwmarkten’ mooi klinkt, dat hij ook altijd waar is.

Voor koffie is die evolutie nog frappanter. Vanaf midden jaren negentig vertrouwt de wereld volledig op de vrije markt. Tien jaar later is het omzetcijfer van de detailverkoop van koffie verdubbeld, terwijl het inkomen van de betrokken koffieboeren tot de helft gereduceerd is. Terwijl de koffietelers zware klappen krijgen, leidt dat niet tot lagere prijzen in de winkel. Het tegendeel is zelfs het geval. De multinationals die de koffie verhandelen en verwerken, slagen erin om aan de ene kant de boeren minder te betalen en aan de andere kant de consumenten meer te laten betalen. Begrijpen wie kan, maar het is in elk geval tweemaal kassa.

Bijkomend probleem om boeren en consumenten dichter bij elkaar te krijgen, is dat consumenten er vaak een industriële levensstijl op nahouden. Groenten, fruit, aardappelen, vlees, brood, beleg en wat nog meer kopen om dan thuis te eten is zeker niet de regel. Zelf koken is al evenmin evident. Als consument kiezen velen voor fastfood, diepvriesmaaltijden of kant-en-klaarmaaltijden, die allerminst het terrein van de korte keten en de familiale, duurzame landbouw zijn. Vele anderen eten wat de pot schaft in grootkeukens van bedrijven, scholen, administraties, ziekenhuizen of rusthuizen. Dit zijn evenveel – en snel groeiende – circuits waar de korte keten en de familiale landbouw in grote mate ontbreken.

Het is tijd om te handelen. Consumenten hebben een essentiële rol te vervullen in het tot stand komen en het steunen van een duurzame landbouw.

Duurzaam aankopen in de supermarkt

Wie in de supermarkt granenyoghurt of een bereide maaltijd koopt, staat er niet bij stil langs hoeveel schakels zijn aankoop is gepasseerd: boeren, transporteurs, opkopers, groothandelaars, voedingsindustrie, supermarkten, de voedselketen is lang. De vruchten van een duurzame landbouw vinden in de langere voedselketen van gewone winkels en supermarkten is niet altijd zo gemakkelijk. Ze liggen soms nog op het zevende schap, in de meest verloren hoek of zijn zelfs helemaal niet te verkrijgen. Dit is heel jammer want veruit de meeste mensen kopen hier hun voedsel.

Maar wie wat beter kijkt, ziet dat er vrij snel beweging komt in het aanbod. Al een eerste snelle blik maakt duidelijk dat de supermarktketens een divers palet ontwikkelen van wat ze ‘groene’, ‘bio’ of ‘duurzame’ initiatieven noemen.

Streekproducten

Zo zijn bijvoorbeeld streekproducten in grootwarenhuizen een assortiment in volle opgang. Met streekproducten wordt bedoeld dat ze komen uit dezelfde streek waar ze te koop worden aangeboden. Wie langs de rekken loopt, kan zelf de oefening doen: van waar komen de aangeboden aardbeien, asperges, tomaten, hier uit de buurt of van honderden, zelfs duizenden kilometers verder? Kaas van Damme tot Chimay, bier van Westvleteren tot Orval, van grondwitlof tot Elstar appel, het is een rijke keuze. Die streekproducten krijgen in sommige landen – zeker Frankrijk, ook Spanje - een speciale plek op de supermarktvloer en specifieke promotie.

Deze streekproducten brengen een bepaalde vorm van duurzaamheid mee. Voor het bewaren van een gastronomisch of cultureel erfgoed zijn ze mooi meegenomen. Ecologisch presteren ze dikwijls ook beter. Zo is de afstand van boer tot consument korter zodat ons eten veel minder zogenaamde voedselkilometers op de teller heeft. Vooral als er energievretende kilometers worden vermeden – met de vrachtwagen of zelfs met het vliegtuig – verlaagt dit de ecologische voetafdruk. En natuurlijk hoeft het geen slechte zaak te zijn voor de producenten, of voor de lokale economie. Want er blijft meer van de economische meerwaarde ter plaatse en het zorgt voor meer lokale werkgelegenheid. De aankoop van streekproducten is voor de boer een erkenning van zijn werk en de kwaliteit ervan, en kan zich ook vertalen in en leefbare prijs. Voor een goed begrip, streekproducten zijn niet enkel ambachtelijk of kleinschalig te zijn voor duurzaam te zijn.

Biologische producten

Distributeurs proberen al langer de tijdgeest te vatten. Kijk bijvoorbeeld maar naar het opduiken van biologische voedselproducten in de supermarkten. Vroeger was de biosector een economisch randverschijnsel, buiten het beeld van de grootdistributie. Op een bepaald moment ziet een grote distributieketen daar toch brood in. Bij succes breidt het assortiment zich uit. Andere supermarkten volgen. In Nederland biedt bijvoorbeeld Albert Heijn AH Biologisch aan, het huismerk met biologische producten. In België begint Delhaize als eerste met bioproducten in 1985 en creëert zijn eigen biomerk al in 1989. Het bedrijf wijst op zijn samenwerking met de producenten en vermeldt uitdrukkelijk dat het dikwijls om kleine, lokale producenten gaat. Colruyt start met bio in 1991, in het kader van zijn milieuprogramma Green Line. De eigen bioproducten belanden ook daar onder een nieuw merk, Bio-time. Deze supermarktketen beklemtoont het ecologische ‘groene’ voordeel van bio. Ze speelt sterk haar laagste prijzen uit en maakt daarbij geen uitzondering voor bio.

De opkomst van bio is alvast in ecologisch opzicht een goede zaak. De biologische landbouw is milieuvriendelijk en draagt zeker bij aan een ecologisch duurzame landbouw. Toch is nuancering nodig. Ook in bio is de grootschalige agro-industrie actief. Veel bio producten komen uit andere landen of zelfs continenten.

Nog een andere mogelijke misvatting verdient aandacht. Het is niet doordat supermarkten biologische producten verkopen, dat de biologische boeren financieel beter af zouden zijn dan hun traditionele collega’s. Want evengoed gebruiken de inkopers van de grootdistributie hun aankoopmacht om op de prijzen te drukken.

Fair trade

Een kop koffie of thee, bananen, we zeggen er niet meteen neen tegen. En bananen in serres gaan kweken is niet echt de meest duurzame oplossing. Als we deze producten willen, is het verkieslijk om het fair trade aanbod te kopen.

Bij die eerlijke handel in producten uit ontwikkelingslanden merken we dezelfde evolutie als bij biologische producten. Ook zij vinden meer en meer hun weg naar de klassieke supermarkt, een gamma dat van heel beperkt tot vrij uitgebreid is. Koffie en bananen zijn daarvan de bekendste, ze behoren niet toevallig tot de producten met het grootste marktaandeel. Het financiële plaatje ziet er bij fair trade alvast beter uit voor de betrokken boeren. Eerlijke handel garandeert de producenten een prijs waar behoorlijk van te leven valt. En dat principe blijft overeind in de supermarkt. Wanneer hun producten dus buiten het eerder beperkte klassieke fairtradecircuit raken van vooral wereldwinkels, doen boeren een goede zaak. De hogere omzet vertaalt zich gegarandeerd in een hoger inkomen.

Fair trade tracht de economische keten zo kort mogelijk te houden door zo rechtstreeks mogelijk aan te kopen en de tussenhandelaars uit te schakelen. Dat die keten opnieuw langer wordt door die verkoop via de supermarkt, is verdedigbaar vanwege de aanzienlijke omzetverhoging die ermee gepaard gaat. Maar er is natuurlijk het risico dat de eerlijke handelaars op termijn ook te afhankelijk worden van de grootdistributie. De eerlijke handel staat voor een moeilijke evenwichtsoefening tussen groeien via de grootdistributie en de autonome groei van zijn eigen distributiekanalen.

Omdat fair trade een snelgroeiende markt is komt de gevestigde voedingssector ook met nieuwe initiatieven die onder de noemer fair trade gebracht worden of onder iets wat er nauw bij zou aanleunen: Utz Kapeh, Rainforest Alliance, Efico of Coffee Alliance. De traditionele bedrijven gooien zich volop in de strijd om de consument, met het argument dat ook zij het goed menen. De traditionele eerlijke handelsorganisaties hebben het er niet altijd makkelijk mee. Die eigen invulling van het concept fair trade door onder andere grote voedingsgroepen en grootdistributeurs is in elk geval een grote uitdaging voor de traditionele eerlijke handelsbeweging.

Evengoed ontstaat er een groeiende discussie over wat allemaal eerlijke handel mag genoemd worden. Gaat het alleen om handel tussen Noord en Zuid, tussen rijke en arme landen? Of is eerlijke handel ook mogelijk in het Zuiden en zelfs in het Noorden? Heel concreet, kunnen bv. Europese boeren geen fair trade label verdienen?

Festival van labels

De verduurzaming van de langere keten vertaalt zich intussen in een heus festival van labels, van Label Rouge pluimvee of bio tot warenhuislabel. Steeds meer producten in de winkelrekken zijn getooid met almaar nieuwe labels die erop wijzen dat ze duurzaam zijn, groen of milieuvriendelijk, biologisch, sociaal verantwoord voortgebracht, streekproduct, fair trade, dat ze een gecontroleerde oorsprong hebben, enzovoort... Ze moeten de consument helpen om een duurzame voedingskeuze te maken, goed voor de boer en goed voor het milieu. Soms lukt dat goed. De geïntegreerde fruitteelt die nog maar een fractie van de pesticiden gebruikt van wat vroeger gangbaar was, heeft intussen vrijwel de hele markt veroverd en is nu eigenlijk de Belgische norm.

Er zijn twee grote schaduwzijden aan het oprukken van de labels. In hun beginfase leiden vele labels tot een extra inkomen voor de boeren. En dat weegt op tegen de extra investeringen en bijkomende kosten, o.a. voor controle. Maar wanneer labels de algemene norm worden, zoals in het geval van de geïntegreerde fruitteelt, herneemt de markt zijn gewone plooi. Dan blijven de extra kosten bestaan. Maar die extra inspanningen raken niet langer vertaald in een betere prijs. Het reële inkomen stijgt niet of daalt zelfs. Niemand kan er tegen zijn dat labels leiden tot meer ecologische duurzaamheid, maar het blijft uitkijken of ook de sociale en de economische duurzaamheid uit de verf komen. Met andere woorden, kunnen de boeren ervan leven?

Tweede grote schaduwzijde, van zoveel labels wordt een gewone consument – dat zijn veruit de meeste mensen – tureluurs. Daarenboven zijn ze dikwijls onvoldoende doorzichtig, sommige waren goede pioniers maar breken onvoldoende door, nog andere zijn niet goed genoeg en, helaas, er zit ook rommel tussen die de consument noch de familiale landbouw vooruithelpt.

Er is dringend nood aan een alomvattend label dat het complexe verhaal van duurzaamheid vertelt in codes van A tot F. Dat is de verantwoordelijkheid van de overheid. Eventueel kan zo een duidelijk label worden gecombineerd met een diagram dat de scores weergeeft van een product op diverse deelterreinen zoals: hoe ecologisch is het? In welke mate zijn de werknemersrechten gerespecteerd? Is er een minimumprijs voor de producent? En hoe goed valt daar van te leven? Momenteel lopen daarover in Vlaanderen onderhandelingen tussen de werkgroep landbouw van VODO (Vlaams Overleg Duurzame Ontwikkeling) en minister van Landbouw Kris Peeters. Zo krijgen we eindelijk makkelijk antwoord op vragen als: biologische boontjes uit Kenia kopen? Of fair trade wijn uit Chili? Dan is het wellicht voluit neen tegen die boontjes en een halve ja tegen die wijn.

Blijft de vraag van de eerste schaduwzijde. Wie gaat dat betalen? Op één of andere wijze zal dit verrekend moeten geraken in een eerlijke, leefbare prijs.

Kijk uit voor promoties

Neen, dit mag u niet mis begrijpen. Ook al zijn ze natuurlijk heel aanlokkelijk, als consumenten moeten we goed opletten met promoties. Want achter die promoties schuilen meestal boeren en boerinnen die met het mes op de keel grote hoeveelheden moeten leveren voor minimale prijzen. Vandaar, kijk dus uit voor promoties, een voordelig aanbod komt niet zomaar uit de lucht gevallen.


Eet minder vlees

Voor het op ons bord belandt, vreet vlees ontzettend veel grond en granen. Als alle mensen zo veel vlees zouden willen eten als de Belg of de noorderling, kan de aarde al dat vlees gewoonweg niet produceren. Veel vlees eten verhoogt dus drastisch onze ecologische voetafdruk die snel uitkomt boven ons eerlijke aandeel in wat de aarde kan voortbrengen. Minder vlees eten is dus zeer sterk aan te raden, is eigenlijk zelfs een plicht. Daarom kunnen we best massaal het initiatief ‘donderdag veggiedag’ omarmen en alvast elke week één dag vleesloos door het leven gaan.

Laat de korte keten bloeien

Als consumenten hebben we nog andere manieren om te handelen dan een zo duurzaam mogelijke keuze maken bij de aankoop van ons eten in supermarkt of winkel. We kunnen, naast die lange voedselketen, ook een essentiële rol vervullen in het tot stand komen van een kortere en meer rechtstreekse keten tussen consumenten en landbouwers. Ja, soms nemen consumenten daarbij zelfs het initiatief.

Kopen op de hoeve

Als consumenten – op zoek naar duurzame, lekkere en smaakvolle producten - kunnen we ervoor kiezen om ons eten rechtstreeks bij de boer te halen.
In Vlaanderen vinden mensen de weg naar heel wat boeren die aan thuisverkoop doen op hun hoeve. Sommigen verwerven zelfs enige bekendheid, worden min of meer ‘bekende boerderijen’, zoals de Dobbelhoeve, Catharinadal, het Bioschuurke en ‘t Dischhof. Wat we kopen, kan zowel uit de gangbare als uit de biolandbouw komen. Maar altijd is het lokaal geproduceerd.

Van gewone markten, boerenmarkten en biomarkten

Onze landbouwers zijn ook te vinden op boerenmarkten en biomarkten waar ze rechtstreeks hun klanten bedienen. Vooral in het Pajottenland en rond Gent zijn wekelijkse boerenmarkten te vinden. In Antwerpen-stad is er een maandelijkse bioboerenmarkt en elke week is er één in Heist-op-den-Berg.
Uiteraard staan er ook boeren op vele gewone markten, ook ditmaal zowel uit de gangbare landbouw als uit de biolandbouw. Dat is opvallend in het Brugse.

Of laten we eens een kijkje nemen in Brazilië.
‘Vroeger werkten we van ’s morgens tot ’s avonds en we hadden nooit geld om iets te kopen’, vertelt Rosangela terwijl ze de stremmende melk roert. ‘Je kunt niet begrijpen hoeveel dit voor ons betekent’, vult haar man Clairton aan die op de coöperatieve markt van het nabijgelegen Zuidbraziliaanse stadje Erechim de kaas verkoopt, hun eigen kaas. ‘Als het crisis is op de markt of op de graanbeurs in de Verenigde Staten, dan hebben wij er geen last van. Onze koeien brengen melk voort, we maken er kaas van en we verkopen die zelf. We hebben hier onze klanten en daar beleven we genoegen aan.’

Valdecir Balen, vader van Clairton, vult aan: ‘Onze grootste overwinning is de markt van Erechim. Als kleine boeren konden we niet meer overleven van granen. We zijn overgeschakeld op groenten en fruit. Zo zijn we direct aan de consument gaan verkopen en ons leven is veel verbeterd. De jeugd heeft niet meer die drang om het platteland te verlaten.’

Groenteabonnementen

Vooral in Oost-Vlaanderen tekenen veel mensen in op groenteabonnementen aangeboden door bioboeren. Hun bedrijven luisteren naar namen als De Wassende Maan, de Zonnekouter en De Kollebloem. De klanten kopen rechtstreeks bij de boer pakketten van groenten. Die worden wekelijks aangeleverd op een vast afhaalpunt. Dat kan een winkel zijn, een wereldwinkel of een garage bij iemand thuis. Op dit ogenblik zijn er 110 afhaalpunten in Oost-Vlaanderen. De abonnementen worden gesloten voor een vaste periode van bv. drie maanden.

Een leefbare prijs

Of het nu de Braziliaanse coöperatieve markten en winkels zijn, de Europese boerderijverkoop, groenteabonnementen en boerenwinkels, de Senegalese melkkiosken of fruitsapverkoop, of nog zoveel andere boereninitiatieven in de hele wereld, ze hebben alle veel gemeen met elkaar. Door een rechtstreekse relatie tussen boer en consument kunnen landbouwers een leefbare prijs verdienen. Die is voldoende om hun kosten te dekken en hen er fatsoenlijk van te laten leven. Net omdat de tussenschakels wegvallen, die nu bijna als parasieten leven van het werk van de boeren, betalen de consumenten niet meer dan elders. En de boeren verdienen er veel meer aan. Daar moeten ze wel harder voor werken, maar het is werk dat rendeert. Als er toch soms prijsverschillen optreden, hebben die vooral te maken met kwaliteitsverschillen. Heel belangrijk in de korte keten is dat de landbouwer in grote mate verzekerd is van de afzet. Hij of zij kan vrij goed inschatten wat de verkoop op markten, via groenteabonnementen of boerenwinkels zal opleveren.

Rol van overheden

Overheden kunnen deze rechtstreekse banden tussen boeren en consumenten bevorderen. En ze moet zeker vermijden dat onaangepaste, onoordeelkundige of ronduit overdreven regelgeving de ontwikkeling van de korte keten benadeelt of zelfs verhindert.

Nog actievere consumenten

Als consumenten kunnen we nog actiever zijn door bijvoorbeeld de verdeling van groentenabonnementen te organiseren, aan te sluiten bij een voedselteam of lid te worden van een voedselcoöperatie.

Voedselteams

Voedselteams duiken op in 1996. Vredeseilanden, Wervel en Elcker-Ik Leuven nemen dit initiatief om duurzame landbouw te bevorderen door relaties te leggen tussen boeren en consumenten. Consumenten vormen groepen of teams van tien tot twintig leden, meestal zijn dat gezinnen. Samen bestellen zij hun voedingsmiddelen waarbij ze kunnen kiezen uit een gevarieerd aanbod van groenten, fruit, zuivelproducten, dikwijls ook vlees, brood of andere graanproducten, of ook Wereldwinkelproducten. Behalve voor die laatste komt dat aanbod van lokale boeren. Versta daaronder niet dat die allemaal om de hoek wonen, wel in de ruimere streek van het voedselteam. De producenten leveren de bestelde waar wekelijks af op een centraal punt, meestal thuis bij een van de leden. Het team organiseert van daaruit de distributie. Voedselteams moeten kunnen rekenen op redelijk wat inzet van de aangesloten leden voor bestellingen, verdelingen en betalingen. Niet iedereen heeft daar tijd voor of kan het blijven opbrengen. Dat veroorzaakt wel wat verloop. Ook het vinden én behouden van een geschikte plaats blijkt niet altijd vanzelfsprekend.

Opvallend is dat vele teams nog andere activiteiten ontplooien, recepten uitwisselen, een etentje of een drink organiseren, een bezoek aan een van de boeren brengen en elkaar op de hoogte houden van interessante initiatieven… Intussen omvat de kleine beweging van voedselteams ongeveer honderd groepen met in totaal 1.800 gezinnen.

Maar de regionale verschillen zijn groot. In Oost-Brabant, vooral in de streek van Leuven, en in Limburg zijn ze het grootst in aantal. In de andere provincies zijn er heel wat minder. En in West-Brabant is het een totaal onbekend verschijnsel. Daar zijn dan weer meer boerenmarkten en hoevewinkels.

Het is nog te vroeg om te oordelen hoe groot het potentieel van voedselteams kan zijn. De inzet die het vergt en de praktische beslommeringen vragen meer moeite dan wanneer je alles in de supermarkt haalt. Sommige formules vergen net iets minder moeite.

Voisins de Paniers

In Bretagne heeft een consumentenvereniging een gelijkaardig initiatief uit de grond gestampt, Voisins de Paniers. De verantwoordelijke Julie Dupetitpré vat kort het afgelegde traject samen: ‘Hier in de streek zijn geen markten of grotere steden maar wel veel landbouwers. Enkele mensen namen het initiatief om zich als consumenten te verenigen met die lokale boeren. Hier komen al hun producten aan en worden ze verdeeld. Dit is het hoofddepot van waaruit ook de manden vertrekken naar vier kleinere depots. Na twee jaar zijn er nu tweehonderd leden en we leveren ongeveer tachtig manden per week. Zo’n vijftig producenten werken met ons samen. We garanderen hen een correct inkomen voor hun werk. Dat gaat goed. Er komen nieuwe depots bij en we groeien nog. De leden bestellen wekelijks, en dat kan via de website.’

Die leden van Voisins de Paniers zijn gemotiveerd, zoals blijkt uit enkele gesprekjes, met Luc Baillaigeau bijvoorbeeld: ‘k ben tegen supermarkten. Hier vind ik alles van mijn gading want hier ken je de producenten, je weet hoe ze telen of kweken, het is lekker eten en het is niet duurder. Zo’n product is soms goedkoper in de supermarkt maar dan krijg je niet dezelfde kwaliteit. Hier krijg je goede kwaliteit en een eerlijke prijs. En je weet waar het geld naartoe gaat, in elk geval belandt het niet in de zakken van een CEO van een groot bedrijf.’ Iemand voert nog een extra argument aan: ‘Met deze streeklandbouw vermijden we transport door heel Frankrijk of heel Europa.’

Anne Héry is lerares. Ze kent de landbouwers en weet dat hun werkwijze wordt opgevolgd. ‘Zo stimuleer je de lokale producten. Ik verkies werk te geven aan de mensen om me heen. En er is de traceerbaarheid van wat ze leveren. Dit voedsel is veiliger.’ Haar overtuiging is ook politiek: ‘De burger moet de zaken in handen nemen en dit alternatief voor de supermarkten mee helpen ontwikkelen want de politiek zorgt niet voor evenwicht tussen beide systemen. Voisins de Paniers werkt veel democratischer. De boeren zorgen voor goede producten en met ons geld belonen we rechtstreeks hun werk.’

Community supported agriculture

Heel succesvol in de Verenigde Staten is ‘community supported agiculture’. Daarbij sluiten een aantal klanten een overeenkomst met ‘hun’ boer. Daardoor verwerven ze het recht op een aandeel in de oogst. In de meeste gevallen gaat het vooral om groenten. Soms oogsten de klanten zelf, soms nemen ze nog meer werk op zich. In de VS is het aantal van deze initiatieven gegroeid van vijftig in 1990 tot meer dan duizend. Er zijn minstens honderdduizend gezinnen bij betrokken.
De formule van ‘community supported agriculture’ is intussen ook overgewaaid naar Europa. Zo telt ‘t Open Veld in Heverlee (Leuven) een honderdtal leden.

Coöperaties van boeren en consumenten

Soms vinden boeren en consumenten elkaar in één organisatie. Keren we terug naar Brazilië waar Rosangela en Clairton hun klanten niet alleen vinden op de markt van Erechim. Ook de winkel van de coöperatie Nossa Terra verkoopt hun kaas, dag na dag. Beeld je geen klein winkeltje in, eerder een kleinere supermarkt. Zowat alles is er te vinden, te veel om op te sommen. De verantwoordelijke van de coöperatie Marlene Pasquale geeft een welkom woordje uitleg: ‘Onze coöperatie van familiale landbouwers en consumenten Nossa terra is opgericht in 2001. Voor sommige familiale verwerkingsbedrijven is dit het belangrijkste verkoopspunt. De coöperatie telt ongeveer 240 leden. Dat zijn dus zowel producenten als consumenten. We hebben deze relatie gelegd zodat de consumenten uit de stad hun mening kunnen geven over de kwaliteit van wat de landbouwers aanbieden en hun voorkeuren kunnen uitdrukken.’

Enkele boeren in België zoeken in dezelfde richting. In het centrum van Brussel opent eind mei 2007 voor de tweede maal Boeregoed-Côté Soleil. De eerste keer lukte het niet. Maar men leert van fouten. In hun winkel willen de boeren van de coöperatie Boeregoed hun streek-, hoeve- en biologische producten uit het Pajottenland aan de Brusselaars verkopen. En de klanten worden uitgenodigd om toe te treden tot de coöperatie. De toekomst zal uitwijzen of en hoe goed dit lukt.
Online bestellen bij de boer kan ook, bv. bij Hartenboer, de vereniging waarlangs landbouwbedrijven in het Hageland en Limburg verkopen.

Boeren en wereldwinkeliers: partners?

Sommige wereldwinkels of andere fair trade-initiatieven weten zich niet alleen verbonden met boeren in het Zuiden. Ze zoeken ook aansluiting bij de lokale, familiale landbouw. Dat doen ze bijvoorbeeld door zich in te schakelen in een zo kort mogelijke keten tussen landbouwers uit de regio en de consumenten die de weg naar de wereldwinkel weten te vinden. Die kunnen bijvoorbeeld afhaalpunt zijn voor groenteabonnementen, of voor de leveringen van een vereniging van boerenproducenten. Lokale boeren en wereldwinkeliers kunnen misschien best partners zijn en de handen in elkaar slaan. Dan zouden de klanten er terechtkunnen voor een veel ruimer aanbod, zowel van fairtradeproducten uit het Zuiden als van heel diverse voedingsproducten van onze familiale landbouw. Dan zouden bijna zeker veel meer mensen goede klanten worden van die winkels.

Korte keten als hefboom voor duurzamer maken lange keten

Het bestaan van een korte voedselketen signaleert dat de boeren het moeilijk hebben én dat de consumenten een keuze kunnen maken: zij kunnen de familiale landbouwers ondersteunen door hun een beter inkomen en meer zekerheid te verschaffen. Hun keuze om rechtstreeks bij landbouwers in te kopen maakt een groot verschil en is dus belangrijk. De korte keten roept met andere woorden de consumenten op om hun verantwoordelijkheid te nemen.

Een tweede heel belangrijke rol die de korte keten vervult is het duurzamer maken van de lange keten. Succesvolle korte ketens kunnen immers economische druk uitoefenen op de voedingsindustrie en de grootdistributie. Wanneer ze meer consumenten weten te bereiken en dus aan kracht winnen, profileren korte ketens zich als een levensvatbaar alternatief en zijn ze concurrentie voor de grootdistributie. Dit is zelfs het geval indien ze maar bij relatief kleine niches van interessante consumenten doorbreken. Geconfronteerd met die economische druk zien supermarktketens zich verplicht om te reageren en hun eigen lange keten te verduurzamen. Dit lijkt een correcte en overtuigende redenering. Maar klopt ze ook?

Kijken naar wat zich op het terrein afspeelt, kan veel leren. We hebben gezien hoe in de supermarkten bioproducten, streekproducten, fair trade en allerlei labels hun plek veroveren. De ene supermarkt doet dat al sneller dan de ander, ze doen het in verschillende mate en je krijgt de meest verscheiden invulling van het begrip duurzaamheid. Het is bovendien niet met zekerheid uit te maken wat hen het meest in beweging brengt. Is het de korte keten? Of de kritische consument? Of de samenleving die meer verantwoording eist? Of de opkomende beweging voor maatschappelijk verantwoord ondernemen? Speelt stilaan de druk van aandeelhouders die ‘ethisch’ willen investeren een rol? Altijd is het een samenspel van enkele of van al deze factoren, waarbij het van bedrijf tot bedrijf sterk kan verschillen wat doorslaggevend is. In elk geval is er evolutie. Wie voedsel koopt in de langere keten van winkels en supermarkten krijgt een gevarieerder aanbod voorgeschoteld en kan al wat beter een keuze maken die beter uitvalt voor de boeren.

Samenleving aan het werk

Waar we ook actief zijn in de samenleving, kunnen we de familiale landbouw ondersteunen. We kunnen in onze gemeente mee sleutelen aan een versterking ervan: lokale overheden, scholen, bedrijven, horeca, organisaties allerhande, ziekenhuizen, culturele centra, verenigingen kunnen inspelen op de korte voedselketen en op duurzame producten.

Het succesvolle model van fair trade gemeenten kan daarbij inspireren. Want het is de bedoeling dat er lokaal niet enkel een groter draagvlak wordt gecreëerd voor traditionele fair trade producten van boeren uit het Zuiden. Fair Trade gemeenten hebben ook oog voor de promotie van de lokale voedselketen en betrekken daar hun inwoners en zeker ook de boeren van de gemeente bij. Voorlopig zitten vele initiatieven op dat vlak nog in de kinderschoenen.

Als burger kunnen we overal aandringen op maaltijden en drank die ecologisch en sociaal verantwoord zijn. Voor alles moeten de producenten een prijs betaald krijgen waarvan ze kunnen leven.
Leerkrachten en scholen kunnen hun leerlingen laten kennismaken met duurzame boerderijen.
Consumentenorganisaties kunnen voor hun leden de voedselketen wegen in al zijn aspecten.
Niet te vergeten, als burgers maken we allemaal keuzes, om rechtstreeks bij de boer te kopen, om voor labelproducten te kiezen of om minder vlees te eten.
We kunnen die keuzes ook verspreiden bij familie en kennissen, in onze buurt en omgeving, en nog verder via gemeentemedia, schoolmedia, bedrijfsmedia of klassieke media.

Nuttige weblinks

Waar koop ik hoeveproducten?
www.fermweb.be
www.hoeveproducten.be

Rechtstreekse verkoop van bioproducten: hoevewinkels, markten, groenteabonnementen www.biodichtbijhuis.be
Een voedselteam in je buurt www.voedselteams.be

Streekproduct herkennen?
www.streekproducten.be

Wegwijs in labels www.labelinfo.be

Minder vlees eten www.donderdagveggiedag.be

Lokale acties en verkooppunten van fair trade www.fairtradegemeenten.be