De jongerenboerderijen van Lira: een verhaal van vallen en opstaan

De jongerenboerderijen van Lira: een verhaal van vallen en opstaan

03/10/2012

In 2009 sloegen Vredeseilanden en Zuiddag de handen in elkaar om in drie middelbare scholen in Oeganda "Youth Farms" op te richten. Een groot deel van de kinderen zal er immers in de landbouw terecht komen. Op de jongerenboerderijen kunnen plattelandskinderen basisvaardigheden rond landbouw opdoen die ze meteen thuis al kunnen gebruiken. Ondanks de vele moeilijkheden en obstakels die het project moest overwinnen, groeiden er twee sterke landbouwclubs die gedragen worden door de leerlingen. Een verslag van de voorbije jaren...

Noord-Oeganda kreunde jarenlang onder een vreselijke burgeroorlog. Ouders op de vlucht kregen niet de kans om hun landbouwkennis aan hun kinderen door te geven. Nu die kinderen op school zitten, wordt ook daar nauwelijks gesproken over landbouw, en al helemaal onbestaande zijn praktijklessen. Bovendien kan de boerenstiel weinigen onder hen enthousiast maken. Want boeren is toch voor ongeschoolde mensen, niet? Toch is de realiteit dat de meeste jongeren bij hun afstuderen weinig andere perspectieven zullen hebben dan het werk op het veld. Schoolboerderijen tonen dat een geschoolde landbouwer voor zijn of haar familie het verschil kan maken. Een project met Zuiddag was geboren.

Drie middelbare scholen in het Lira district waren bij de opstart betrokken: St Catherine, Amach Complex Secondary School en Apala Secondary School. Hoe kijken de jongeren zelf naar dit project? We laten hen eerst aan het woord:

Jongeren met interesse in landbouw vormden de kopgroep. Een kleine groep kwam in 2009 naar België om op Zuiddag te vertellen over hun leven, hun plannen en hun dromen. Terug thuis vormden ze elk op hun school een club met een eigen bestuur. Naast de schoolterreinen legde de club een eigen boerderij aan. Velden die door de jongeren zelf bewerkt worden, en waar ze hun landbouwkennis meteen in de praktijk kunnen omzetten. Vredeseilanden stelde een coördinator aan, en de activiteiten konden van start gaan.

Een moeizame start

Het eerste projectjaar verliep echter heel erg moeilijk. Lira is een streek die na de oorlog overspoeld werd door buitenlandse ngo’s. Sommigen installeerden een echte ‘gratis’ cultuur: lokale organisaties en ook scholen konden bij wijze van spreken hun verlanglijstjes indienen, en kregen alles. Donor-afhankelijkheid was geboren.

Ook de directies van de scholen waarmee Vredeseilanden samenwerkte, verwachtten vooral dat Vredeseilanden zou investeren in de scholen: nieuwe gebouwen, drinkwatervoorzieningen, schoolmaaltijden, salarissen van leraars, etc. Terwijl Vredeseilanden vooral wou samenwerken met geïnteresseerde groepen studenten om hun landbouwkennis op te krikken en hen weerbaar te maken, klaar om bij hun afstuderen op hun boerderij aan de slag te kunnen. Eenzelfde cultuur was te merken bij de District Farmers Association, de organisatie die uitgekozen was om nauw betrokken te worden bij het project. Die organisatie zou samen met de clubs zoeken naar geschikte afzetmarkten. Meteen na de start van het project bleek echter dat goed leiderschap, transparantie en democratisch bestuur ver te zoeken waren in deze boerenorganisatie.

Tijdens het eerste jaar werd er dan ook hard gediscussieerd om de verwachtingen van de schooldirecties, de jongeren, de District Farmers Association en Vredeseilanden op elkaar af te stemmen. Dit was natuurlijk beter vóór de start van het project gebeurd. In Amach en Apala kon het project uiteindelijk toch met vertraging van start gaan. Maar de samenwerking met de directie van St. Catherine bleef heel erg stroef lopen en zij zagen het niet zitten om de leerlingen zelf het project te laten dragen.

In het tweede jaar werd de samenwerking dan ook stopgezet. Ook de samenwerking met de District Farmers Association werd stopgezet, omdat het bestuur weigerde om op de voorwaarde van Vredeseilanden in te gaan: verkiezingen organiseren en procedures voor een transparant beheer van de organisatie installeren.

Landbouw in de praktijk

In het project zou bijzondere aandacht uitgaan naar de armste jongeren die de secundaire school vaak niet konden afmaken omwille van hun familiale situatie of geldgebrek. Het plan was om die jongeren een inkomen uit de schoolboerderijen te bezorgen en met dat inkomen zouden ze dan hun schoolgeld kunnen betalen.

Die opzet bleek te ambitieus om waar te maken vanaf jaar 1. De clubs moesten opgestart worden, en de jongeren moesten op alle vlakken bijleren: Welke verschillende variëteiten van maïs en bonen bestaan er? Wanneer moet ik planten? Hoe moet ik wieden? Welke plagen bestaan er en hoe moet ik die bestrijden? Hoe hou ik de bodem vruchtbaar? Hoe bewaar ik m’n producten op de beste manier? Hoe zit de markt in elkaar en waar verkoop ik best? Kunnen we als groep verkopen, en hoe doen we dat? Te veel om allemaal terzelfdertijd aan te pakken.

Daarom werden de ambities bijgesteld: het project zou zich de eerste jaren vooral bezig houden met het versterken van de interne dynamiek van de clubs en het opbouwen van technische landbouwkennis. Werken aan een goede opbrengst op de velden als eerste stap. En dat lukte: de opbrengsten stegen jaar na jaar. Maïs, bonen, aubergines, uien en andere producten worden nu o.a. gebruikt in de schoolmaaltijden.

De volgende jaren zullen de jongeren vooral moeten leren omgaan met wispelturige regens, en er is ook nog werk aan de winkel om de jongeren te leren hoe ze hun producten best bewaren. Ook ecologie is een aandachtspunt. Landbouw met respect voor het milieu is een speerpunt voor Vredeseilanden, maar onze coördinator in Lira heeft weinig moeite gedaan om met de clubs te zoeken naar alternatieven voor chemische meststoffen en onkruidbestrijders. Een gemiste kans om de leerlingen te laten kennismaken met verschillende landbouwtechnieken, als deel van hun leerproces.

Geleidelijk aan sijpelt commercieel denken door in de aanpak van het project, ook al moeten de clubs nog een lange weg afleggen. De rekeningen van de jongerenboerderijen en de scholen zijn gescheiden, en dat bleek een goeie beslissing. De directie van Amach heeft een handelsrelatie opgebouwd met de jongerenboerderijen en koopt producten voor de schoolmaaltijden aan. De rest van de producten wordt door de jongeren en leraars op de lokale markt verkocht.

In Apala schenkt de jongerenboerderij de helft van haar opbrengst aan de school, en zoekt de club te weinig naar nieuwe geschikte afzetmarkten. Het feit dat de jongeren niet op lange termijn denken, is ook perfect begrijpbaar, aangezien hun schooltijd beperkt is, en ze na hun afstuderen niet meer betrokken zijn bij de club zelf. Maar wat blijkt? Een groep jongeren die lid waren van de club en nu afgestudeerd zijn, startte hun eigen landbouwbedrijf op de velden van hun familie. Met spectaculaire resultaten voor diegenen die zich specialiseerden in uienteelt.

In Apala werden tijdens het eerste jaar varkensstallen aangekocht, maar nu pas is de club klaar voor varkensteelt. De bestelling is geplaatst en betaald en op dit moment kijken de studenten uit naar hun komst. Met de resterende fondsen zullen de komende maanden ook nieuwe omheiningen rond de velden gebouwd worden.

Dynamische clubs

Maar belangrijker dan de infrastructuur, zijn de clubs zelf. Die groeien nog steeds. De startgroep groeide aan tot 100 leerlingen voor beide scholen in het tweede jaar, en vooral het laatste jaar is de interesse en betrokkenheid bij de leerlingen sterk gegroeid. De clubs in Amach en Apala tellen nu respectievelijk 144 en 150 leerlingen. Dat is ongeveer 20% van het hele leerlingenaantal. Het gaat hier meestal over jongeren tussen de 15 en 17 jaar, en een groot deel van hen komt uit families die ooit zijn moeten vluchten voor het oorlogsgeweld.

In de clubs leren ze bij over hoe een organisatie functioneert: Hoe verkies je een voorzitter? Hoe mobiliseer je je medeleerlingen? Hoe beheer je de centen? Wat doe je als leden niet akkoord zijn met een bepaalde beslissing? Hoe maak je plannen? Vooral daarin ligt de sterkte van het project. De leerlingen zijn enorm gegroeid en de kennis zullen ze goed kunnen gebruiken als ze later lid worden van een boerenorganisatie. Misschien zitten de toekomstige bestuursleden van een nieuwe District Farmers Association onder de studenten van Apala en Amach...

De jongeren hebben ook veel geleerd uit de talrijke uitwisselingen. Tientallen Belgische studenten van hogescholen en jonge Vredeseilanden vrijwilligers die de afgelopen jaren op bezoek kwamen in hun scholen, hebben het wereldbeeld van de Oegandese jongeren verbreedt en hun fierheid gegeven. De kritieken, observaties en sommige suggesties van de Belgische studenten zijn opgenomen tijdens het verloop van het project. Zij hebben o.a. tips gegeven voor de herorganisatie van de clubs, en voorgesteld dat de scholen best beroep zouden doen op externe zakenmensen voor specifieke vormingen voor de versterking van de ondernemerscapaciteiten.

En verder?

Het project loopt in december 2012 af, een jaar later dan oorspronkelijk voorzien. Organisatieproblemen in de loop van het project en verschillende periodes van droogte hebben voor die vertraging gezorgd. De laatste drie maanden van het project zal nog vooral ingezet worden op het opbouwen van kennis over handel en verkoop. En daarna? Als er extra fondsen komen, zullen we de clubs verder ondersteunen in hun plannen. Met alle zwakke plekken en successen in het achterhoofd kan daarna nagedacht worden over uitbreiding naar andere scholen. Indien er geen extra fondsen gevonden worden, zullen we een andere ngo zoeken die in de streek werkt, en die de begeleiding van dit project kan overnemen.

Meer lezen?