Congolese boeren leveren tonnen voedsel aan vluchtelingen in eigen streek

Congolese boeren leveren tonnen voedsel aan vluchtelingen in eigen streek

25/02/2008

Na twee jaar overleg is de boerenbeweging van Noord-Kivu fier dat ze een contract heeft kunnen ondertekenen met het Wereldvoedselprogramma (WFP) van de VN. De eerste bestellingen - 150 ton maïsmeel en 300 ton bonen - zijn ondertussen verdeeld onder de vluchtelingen in de streek. Nu werken de boeren en boerinnen van Noord-Kivu aan een derde levering van maar liefst 1000 ton. Ze staan volledig zelf in voor de productie en verwerking, voorlopig zonder grote machines. Via het WFP zal ook dat voedsel terechtkomen bij de vluchtelingen in Centraal-Afrika.

De eerste twee leveringen hebben een bruto-waarde van ongeveer 300.000 dollar. Dat dit het inkomen van de boeren en boerinnen enorm verhoogt, is evident. Het versterkt daarenboven ook de positie van de boerenbeweging in Noord-Kivu: landbouw is opnieuw een sector geworden waar mensen in geloven. Maar bovenal geven deze contracten hoop in een regio waar conflicten niet veraf zijn. Op termijn kunnen de contracten met het WFP ervoor zorgen dat RD Congo minder voedsel moet importeren, wat een positief effect op de betalingsbalans kan hebben.

Om tot dit resultaat te komen, vond het voorbije jaar intensief overleg plaats tussen vertegenwoordigers van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking, het Vredeseilanden-kantoor in Congo, de boerenbeweging in Noord-Kivu en het Wereldvoedselprogramma.

België zit tot eind 2009 in de Raad van Bestuur van het Wereldvoedselprogramma en kan zo ook andere landen aanmoedigen om het lokaal aankopen van voedsel voor voedselhulp te stimuleren.

Verloop

Na de grote crisis die er in de regio woedde, vond het Vredeseilanden-programma in Noord-Kivu vanaf 2003 een nieuwe dynamiek. Al vlug constateerden medewerkers een gebrek aan commerciële mogelijkheden in de landbouwactiviteiten van de boeren en boerinnen. 90 procent van de mensen in de streek zijn boer of boerin. Temidden van het geweld werden zij twee keer slachtoffer. Ten eerste bracht het militair conflict en de sociale vijandigheden hun levensstandaard tot een dieptepunt, en ten tweede konden boeren en boerinnen hun producten nog moeilijk op de markt krijgen omdat die verstoord werd door (gratis) voedselgiften.

Vredeseilanden gelooft dat het lokaal aankopen van voedselhulp oplossingen kan bieden. Vredeseilanden vond een bondgenoot in de cel voedselhulp van de Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking (DGOS) om deze lokale aankopen te realiseren in Noord-Kivu. DGOS liet een studie uitvoeren naar de aankoopmogelijkheden in de regio, en nam twee medewerkers van Vredeseilanden mee naar het hoofdkwartier van het Wereldvoedselprogramma in Rome om er de voordelen van lokale aankopen te bepleiten. Gelukkig constateerden ze daar openheid bij Josette Sheeran, directrice van het WFP, de verantwoordelijke aankopers en bij het personeel van het WFP-bureau in Congo.

Een haalbaarheidsonderzoek volgde. De sterke, goed georganiseerde boerencoöperatieve COOCENKI en de aanwezigheid van een grote voedselopslagplaats in Butembo (gebouwd met steun van het Belgisch Overlevingsfonds) waren een troef. Drie maanden na het bezoek aan Rome tekenden het WFP en de lokale boerenorganisaties in Noord-Kivu hun eerste contract.

De eerste bestelling was een levering van 150 ton maïsmeel. Dit bracht belangrijke uitdagingen met zich mee op organisatorisch vlak. De maïs van vele kleine boeren en boerinnen in een opslagplaats verzamelen is één ding, het malen tot maïsmeel een volgend obstakel. In de streek zijn nauwelijks goede en grote machines te vinden. Maar door keihard te werken zijn ze erin geslaagd deze levering rond te krijgen. Ook een bestelling van 300 ton bonen werd tot een goed einde gebracht, en verdeeld onder de vluchtelingen. Ondertussen werken de boeren en boerinnen aan een volgende levering van maar liefst 1000 ton.

Door de ontwikkeling van deze commerciële activiteiten krijgen boeren en boerinnen in de regio opnieuw een inkomen en hoop voor de toekomst.

Uitdagingen

Elke oplossing doet nieuwe vragen en problemen rijzen. Eerst en vooral is het nodig de evolutie van de voedselprijzen heel goed op te volgen. Dit zal gebeuren in overleg met WFP, FAO, lokale landbouwinstellingen, en universiteiten.

Voorts moeten de boerenorganisaties een soort Warehouse Receipt System aanvaarden, waarbij het beheer van het magazijn gecontroleerd wordt en een certificaat van ‘goed financieel beheer en voedselkwaliteit’ krijgt. Dit certificaat geeft boeren de zekerheid dat ze een minimumprijs krijgen bij levering: hun ontvangstbewijs geldt als bankcheque. Op het einde van het jaar ontvangen de boeren dan het surplus boven de minimumprijs. Om dit systeem te kunnen uitvoeren is een coöperatieve bank nodig. Daarvoor is nieuwe kennis nodig. Vredeseilanden en haar partners zullen in de komende jaren proberen zo’n bank op te zetten.

Het werd ook duidelijk dat het malen van de maïs het grootste technisch probleem is. De Belgische Ontwikkelingssamenwerking ging akkoord om steun te geven om dit probleem aan te pakken, en twee nieuwe maalderijen te financieren. Zo zal in de hele provincie de prijs voor het malen van maïs dalen, en bijgevolg ook de totaalprijs van het voedsel op de lokale markt. Ook wordt de drainage van moerasgronden voorzien, en de heraanleg van een aantal wegen financieel ondersteund. Goede infrastructuur is nog steeds een groot probleem voor de boeren in Kivu, want zonder wegen is het niet mogelijk om hun producten snel naar de stad te voeren om ze te verkopen.

Het opwaarderen van de landbouw in Noord-Kivu kan ervoor zorgen dat landbouwontwikkeling ook hoger op de nationale Congolese agenda komt. Een aandachtspunt blijft dat boerinnen meer actief betrokken moeten worden in commerciële landbouwactiviteiten. Het landkantoor van Vredeseilanden in Congo zal daar samen met haar partners de komende tijd extra aandacht aan besteden.

Katrien Vanderschoot maakte over dit onderwerp een reportage voor Radio1...