An Bosmans over mijnwerkers, dromen, pottenbakkers en... Vredeseilanden

An Bosmans over mijnwerkers, dromen, pottenbakkers en... Vredeseilanden

18/12/2017
Frederieke Duchateau
Frederieke Duchateau
Communicatiemedewerkster campagnes en events

Acties opzetten, scholen die sleutelhangers verkopen, vrijwilligers die alleen of met hun eigen comité de straat op gaan... Dat gebeurt vandaag en dat gebeurde zo’n dikke dertig jaar geleden voor Vredeseilanden (Rikolto). De tijden zijn wat veranderd, maar de ziel van al die acties is vandaag nog net hetzelfde gebleven, zo verzekert collega An Bosmans me. An zette haar eerste stappen in de organisatie in 1984 als coördinator voor de provincie Limburg. Ontelbare scholen en vrijwilligers later zet ze er in 2018 een punt achter. Het pensioen lonkt. Bij haar thuis in Bocholt ontvangt ze me zoals dat enkel in Limburg kan: met hart, met ziel en appeltaart. Een gesprek over 34 jaar acties voeren, scholen bezoeken en fondsen werven.

“Mijn eerste werkdag herinner ik me niet zo, maar wel mijn sollicitatiegesprek. Dat was veel ingrijpender dan die eerste dag. Ik kende Vredeseilanden niet maar ik had na een eerste gesprek al zoveel goesting om aan de slag te gaan. We hadden nog geen auto en dat was een voorwaarde voor de job als provinciecoördinator. Dus hebben we een auto gekocht voor ik wist dat ik kon beginnen. De job was ook heel uitdagend: enerzijds veel scholen bereiken en anderzijds veel geld inzamelen. Ik was verschrikkelijk nerveus tijdens het tweede sollicitatiegesprek. We moesten een rollenspel doen, iets waar ik echt een hekel aan heb."

"Ik zat zogezegd tegenover een aantal directeurs van scholen. Ze vroegen me: 'An, wat scheelt er? Ga je altijd zo nerveus zijn?' “Nee”, zei ik, “ik wil het gewoon echt doen”. Dat gesprek was op vrijdag. Maandag kreeg ik te horen dat ik de job had. We waren met vijf nieuwe coördinatoren, het personeelsbestand van Vredeseilanden was meteen verdubbeld. We zijn allemaal begonnen op 1 april 1984.

Een open blik op de wereld, hier en in het Zuiden en een stevige portie energie om jongeren, scholen en vrijwilligers blijvend te motiveren, dat zijn de ‘ingrediënten’ van een provinciecoördinator. Als leerkracht was dat laatste vanzelfsprekend, de open blik kreeg An mee van haar vader.

“Mijn opleiding als leerkracht was een teleurstelling. Je ziet dat nu ook in de bejaardenzorg. De belangrijke dingen krijgen zo weinig aandacht, ook het onderwijs. Ik was niet uitgekeken op de kinderen, maar wel op de engheid van het onderwijssysteem. De liefde voor het Zuiden kreeg ik van mij pa. Hij zou gaan studeren, maar toen is zijn vader door een ongeval een arm kwijtgeraakt. Mijn vader kwam uit een gezin met zeven zonen dus werd hij mee broodwinner en moest hij de mijn in op zijn zeventiende. De drie jongsten konden daardoor wel studeren. Mijn pa kwam alle dagen met verhalen thuis. Zo had er een man, ik denk een Italiaan, iets in zijn tuin gezaaid. Maar er groeide niets. Pa probeerde hem te helpen: “Breng dat ‘zakske zaad’ eens mee”. Bleek het een zakje oplossoep te zijn! Op het pakje waren groenten getekend, vandaar de verwarring. Die liefde voor het Zuiden dat heeft te maken met inclusie, met niet uitsluiten, met de openheid waarmee mijn pa omging met zijn collega’s uit Italië en Turkije.

De beginjaren zijn moeilijk. Je moet resultaten halen, scholen overtuigen en fondsen vinden. Maar er komen ook onverwachte samenwerkingen uit de lucht vallen.

“Dat eerste jaar was pionierswerk met veel stress. Maar je leert daar mee omgaan. Elke telefoon was veel uitleg geven. Niemand kende toen Vredeseilanden. Je voelde achterdocht aan de telefoon, je voelde mensen denken “dat is een verkoper”.

Er was een dag, rond 16u, ik had de hele dag gebeld maar geen enkele telefoon was positief, niks. Ik was de moed aan het verliezen. Die laatste telefoon was naar het college van Lommel. De directeur zei: “An, dat wil net lukken, wij zoeken een organisatie om dit jaar te steunen.“ Daar is een grote actie uitgekomen.

“Dat eerste jaar was pionierswerk met veel stress. Maar je leert daar mee omgaan. Elke telefoon was veel uitleg geven.

An Bosmans

Toen ik net coördinator was dacht ik: ik moet een abonnement op het Belang van Limburg nemen. De eerste dag dat de krant in de bus viel stond er een foto in van twee mannen van de sportdienst van Beringen. Daar stond bij: “wij hebben zin in alle mogelijke samenwerkingen”. Ik heb die gebeld en mocht er meteen naartoe. Ze hebben toen van alles gedaan: een sponsorwandeling, een fietstocht... Die mensen waren niet eens bezig met ontwikkelingssamenwerking. Dat was plezant en uitdagend. Al die acties waren zo verschillend.

Zo kwam Wieni ook ineens uit de lucht vallen. Wieni is een pottenbakker. Naar aanleiding van de genocide in Rwanda wou hij iets doen. Hoe moet je zo een verhaal naar jongeren brengen? Ik was zelf paar jaar ervoor naar Rwanda geweest. Ik ontmoette daar een heel slim manneke, 16 jaar. Is hij dood? Of heeft hij meegedaan? Dat was voor mij ook een heel moeilijke periode: wil ik dit wel doen? Een verhaal van zoveel doden, hoe kan ik dat in scholen brengen? We zijn de dromen van die jongeren beginnen te vertellen. Wat willen zij met hun leven? Dat werd opeens een heel ander verhaal, eentje waar jongeren hier zich in konden herkennen.”

Uit die harde eerste jaren heb ik geleerd dat fondsenwerving en warmte echt samen kunnen gaan. Ik heb vrienden voor het leven gemaakt. Mijn eerste jaar at ik mijn boterhammen op in de auto. Daarna was dat “ja maar kom toch op de middag”. Ik had ook heel veel contact met mama’s want er waren veel jeugdverenigingen die meededen. Als ik het campagnemateriaal ging leveren, dan kwam ik bij de mama’s terecht. Ik herinner me een mama van de Chiro van Alken. Al haar kinderen zaten in de Chiro. “An hebt ge wat tijd, zet u. Wat hebt ge daar gedaan in Togo?”.

De tweede reis naar Togo maakte ook een diepe indruk. Een festival dat drie weken duurde. Cultuur blijkt de lijm tussen twee heel verschillende werelden.

“Er werd vroeger veel meer tijd en aandacht besteed aan cultuur. Als je samen cultuur beleeft is niemand arm. Ik heb die reis naar Togo zelf begeleid. Een festival van 3 weken, ongeloo ijk: dans, muziekgroepen van overal. Wij mochten er ook een stukje België in steken. Mijn man Edgard was mee. Ik heb daar geleerd dat hij verdomd goed kan zingen. ‘’Ik wil deze nacht’ van Wannes Vandevelde hebben we in het Frans gezongen. Dat is zo belangrijk, dat samen beleven. Zij konden ons een stukje van hun cultuur geven, wij konden ook een stukje krijgen. Rijk en arm bestaat op dat moment niet.”

Uit die harde eerste jaren heb ik geleerd dat fondsenwerving en warmte echt samen kunnen gaan. Ik heb vrienden voor het leven gemaakt.

An Bosmans

In 2001 is het tijd om de fakkel door te geven aan de volgende generatie coördinatoren. De focus verhuist van veldwerk in Limburg naar de ontwikkeling van nieuwe fondsenwervende events.

“Het was de beginperiode van een aantal events, zoals de mountainbike classics. Mijn blik was beperkt tot scholen en campagne, door die events zijn we een heel ander publiek tegengekomen met heel interessante pro elen. Vroeger werkte ik met heel jonge mensen. Jongeren op een kantelpunt in hun leven. Wie meedoet aan een event is al wat meer gevestigd en blijft vaak hangen bij de organisatie. Zeker met de Classics: die belevenis in het Zuiden smeedt warme banden. De deelnemers gaan heel diep op de ets en trekken elkaar door de zware dagen. Die combinatie van lichamelijke uitputting en confrontatie met armoede kan zwaar zijn. Mensen kennis laten maken met het Zuiden bindt ze sterk aan je organisatie. “

“Of het nu de jaren ’80 zijn of de jaren 2000, mensen scharen zich even gemakkelijk achter het verhaal van je organisatie zolang de impact duidelijk is. Ons verhaal nu is heel anders dan in de beginjaren. Dat is ook logisch. In het begin ging het om totaalontwikkeling. We wisten perfect waar elke pomp stond. Mensen konden dat goed volgen. Dat was duidelijk, concreet en makkelijk. Voor vrijwilligers heeft dat ook moeite gekost om over te stappen van die totaalprojecten naar duurzame landbouw, terwijl het cultuurluik stilaan verdween. En ondertussen leggen we nu de focus op de toekomst van ons voedsel.

Boeren waar we nu mee werken zijn in staat om te leveren aan een Walmart. Dat was vroeger ondenkbaar. Dat is echt impact. Ik ben blij dat ik nu het verhaal van de netwerkorganisatie mag vertellen en kijk benieuwd uit naar de toekomst. Zolang we visie en durf combineren met warmte, aandacht voor mensen, enthousiasme en gevoel voor humor, zit het goed.

Al de gedane stappen zijn een heel logische evolutie geweest. En evolutie stopt niet. Er komt een volgende stap, die netwerkorganisatie is ook niet het einde.”

Ook de appeltaart is nog lang niet op. Het is tijd om naar huis te rijden, maar dan wel in Limburgse stijl, met een flink stuk appeltaart op de achterbank.