BOEREN REDDEN DE WERELD - DE ÉCHTE GROENE REVOLUTIE

BOEREN REDDEN DE WERELD - DE ÉCHTE GROENE REVOLUTIE

15/04/2008

Maakt u zich zorgen over de voedselcrisis?

Dat zou niet moeten, want eigenlijk is de oplossing voor de voedselcrisis heel eenvoudig. Lees even mee voor u ons gek verklaart.

In de wereld leven 2,5 miljard mensen van de landbouw, boeren, boerinnen en hun kinderen. Zij zijn perfect in staat om de wereld van voldoende voedsel te voorzien. Overal waar boerenfamilies over voldoende en goede grond beschikken en over de middelen om te investeren in een productieve landbouw, leveren zij ronduit schitterende prestaties.

Zij kunnen de oplossing bieden voor de stress die wij met z’n allen de voorbije decennia door de wereld jagen: we hebben de landbouw en de boeren aan hun lot overgelaten, de voedselproductie doen stokken, de prijzen laten stijgen alsook de honger en de ondervoeding; eerder nog vullen we onze benzinetanks met zogenaamde biobrandstof dan mensen te laten eten. Tot voor kort heerste honger vooral op het platteland. Nu raken zelfs de steeds talrijker arme stadsbewoners niet langer aan betaalbaar eten.

Een aangename waarheid

Maar het kan anders, en veel beter. Kleine en middelgrote boerderijen produceren in heel de wereld voor de lokale en nationale markten. En ze bewijzen dat ze productiever en efficiënter kunnen zijn dan de grote, industriële exportbedrijven. Onderzoek in tropisch Latijns-Amerika wijst uit dat boeren die meer gewassen op één zelfde veld verbouwen, een veel voorkomende praktijk aldaar, opbrengsten realiseren die twintig tot zestig procent hoger zijn dan bij monocultuur. Ze creëren bovenop meer werkgelegenheid zodat veel meer mensen er een goed inkomen aan overhouden.

Terwijl de grootschalige agro-industrie de boeren laat uitsterven en de naburige steden laat verkommeren, scoort een performante familiale landbouw onvergelijkbaar beter. Hij draagt in grotere mate bij aan de economische ontwikkeling en de welvaart in de streken waar hij het voortouw mag nemen omdat hij zijn inkomen vooral in eigen streek spendeert.

Zo komt het dat waar vooral familiale bedrijven bloeien, ook de omliggende steden floreren: er zijn meer lokale handelszaken, meer aangelegde straten en trottoirs, meer scholen, parken, kerken, clubs, kranten, een betere dienstverlening, een hogere werkgelegenheid en een grotere participatie van burgers aan het gemeenschapsleven. Zo blijkt uit studies waarvan de oudste teruggaat tot het Californië van de jaren veertig van vorige eeuw.

Nog is het niet gedaan, want als zulke landbouw ecologisch tewerk gaat, zorgt die ook beter voor het milieu. Een agro-ecologische landbouw minimaliseert namelijk de inputs van buitenaf aan geïmporteerd veevoer, chemische meststoffen of pesticiden tot het uiterste. Zijn energiebalans is veel positiever, hij springt zuiniger om met de schaarse watervoorraden en verhoogt de vruchtbaarheid van gronden… en brengt toch meer op dan de moderne high tech landbouw die volledig steunt op externe inbreng.

En dus kunnen we best gelukkig zijn met deze aangename waarheid: de familiale landbouw kan de wereldbevolking voeden, morgen en over vijftig jaar, en dat op een duurzame wijze. Dat is de kracht van een boerenlandbouw.

De rol van overheden

De oplossing is simpel inderdaad. Alleen moeten dan wel enkele belangrijke voorwaarden vervuld raken. Zo moeten overheden eindelijk hun verantwoordelijkheid nemen. De wereld moet nu echt kiezen voor deze familiale landbouw en een verdere evolutie van de agro-industriële landbouw afwijzen. Dat is de echte groene revolutie.

Er is een globaal landbouwbeleid nodig waarbij landen en regio’s het recht hebben om zulke landbouw op poten te zetten en erin te investeren. Ook al is de huidige wereldconjunctuur die het belang van landbouw herontdekt gunstig, zoiets komt niet vanzelf. Na tientallen jaren van verwaarlozing in vele landen, zeker in Afrika, moeten overheden en samenlevingen dringend middelen vrijmaken voor een productieve landbouw.

Voorlopig is het niet probleem nummer één, maar er blijft zeker nood aan prijsstabiliteit en minimum leefbare prijzen in de landbouw. Overheden moeten opnieuw beseffen dat de markt, en zeker de wereldmarkt, voor voedsel niet zo goed werkt als voor auto’s of gsm’s. Je krijgt namelijk fel schommelende en doorgaans veel te lage prijzen. Daarom moet de markt versterking krijgen. Je moet maatregelen of mechanisme hebben die leefbare prijzen verzekeren en die de voedselvoorraden beheren, omdat ook de landbouwopbrengsten zelf sterk kunnen wisselen van oogst tot oogst.

Voor een goede economische ontwikkeling én voor duurzaamheid verdient lokale en regionale marktwerking voorrang boven de wereldmarkt. Overheden moeten met andere woorden kunnen beschikken over voedselsoevereiniteit, het recht om hun landbouw in eigen handen te nemen, in plaats van hun landbouw en voedselproductie voortdurend verder te liberaliseren en over te leveren aan de wereldmarkt.

Geloof niet dat zoiets een rem is op economische ontwikkeling, integendeel. Want dat is net wat alle rijke landen en wat de Europese Unie altijd hebben gedaan, dat is ook wat China heeft gedaan.

Als ze verstandig zijn, zullen overheden ook beseffen dat geen enkel beleid resultaat kan boeken indien het niet gebeurt in overleg en in volle samenwerking met de boeren en met hun organisaties.

Een duurzame keten, van boer tot supermarkt

Voedsel wordt niet enkel gekweekt, het moet ook verwerkt en verkocht raken. Dat is niet enkel een zaak van boeren, het is een lange economische keten. We zagen dat overheden hun rol te spelen hebben. En vanzelfsprekend dragen ook de bedrijven een cruciale verantwoordelijkheid, zowel de handelaars als de verwerkingsindustrie en de grootdistributeurs. Als ze werkelijk maatschappelijk verantwoord willen ondernemen, zullen ze natuurlijk financieel winstgevend moeten zijn.

Maar evengoed zullen ze mee moeten waken over een sociaal en ecologisch duurzame landbouw. Essentieel is dat de boeren, die helemaal vooraan in de keten het voedsel voortbrengen, hun rechtmatige plaats krijgen. Ze moeten erover waken dat landbouwers loon naar werken krijgen en in goede omstandigheden kunnen boeren.

Koplopers tonen de weg. Zo sluit Alpro, een bedrijf uit de Vandemoortele groep, lange termijnovereenkomsten met zijn sojaboeren. Bovendien staat Alpro hen bij in hun productieproces en zorgt voor een vergoeding wanneer de oogst mislukt.

Zo krijgen een aantal kleine boeren van Unilever in Indonesië een hogere prijs dan de marktprijs. Daar is een goede reden voor want het bedrijf zit dringend verlegen om meer en betere zwarte sojabonen, een ingrediënt van de succesvolle zoete saus Kecap Bango. Daarom koopt Unilever rechtstreeks in bij de boeren om de kwaliteit te verbeteren, de productie te verhogen en de aanvoer te verzekeren. Die boeren profiteren mee: doordat de tussenhandelaars wegvallen krijgen ze een prijs die tien à vijftien procent hoger ligt. En zo verwerven ze een betere plaats in de productieketen.

We zijn niet naïef. Natuurlijk willen ook deze bedrijven winst blijven maken. Maar als ze én winst maken én boeren daarbij een plaats onder de zon kunnen geven, schieten we toch op.

Ofwel eten ofwel klimaatverandering bestrijden, een valse tegenstelling

De jongste jaren is de overtuiging gegroeid dat we energiegewassen, de zogenaamde biobrandstoffen, nodig hebben om klimaatverandering tegen te gaan. Nu al is duidelijk dat ontzettend grote hoeveelheden voedsel omgezet worden in brandstof voor onze auto’s. Ofwel eten hebben voor alle mensen, ofwel de opwarming tegengaan; ofwel voedsel hebben nu, ofwel de aarde bewaren voor toekomstige generaties, dit dilemma lijken we nu op ons bord te krijgen.

Maar zelfs in dit geval is de oplossing simpel. Dit dilemma bestaat niet, het is een valse tegenstelling. Want aan de ene kant is de huidige productie van energiegewassen – de eerste generatie - allerminst klimaatvriendelijk. Zij vernietigt o.a. het regenwoud in Brazilië en Indonesië en maakt zo enorme hoeveelheden broeikasgassen vrij. Aan de andere kant snelt onze duurzame familiale landbouw ons te hulp. Hij zorgt namelijk voor klimaatverkoeling want is veel CO2 neutraler dan de industriële landbouw.

We moeten dus stoppen met de concurrentie te organiseren tussen voedsel en energiegewassen. De absolute prioriteit vandaag is eten, niet energie. Trek dus de stekker uit de biobrandstofindustrie, vandaag eerder nog dan morgen. Met een voedselvoorraad van 40 dagen is het niet meer de moment om die keuze uit te stellen.

In tweede instantie moeten we heel kritisch kijken naar al het dierenvoer dat de wereld wordt rond gezeuld. Almaar meer vlees produceren vergt een veelvoud aan granen die niet meer beschikbaar zijn om te eten en de productie ervan gebeurt dikwijls niet zo milieuvriendelijk. Ook daarvoor sneuvelt veel regenwoud.

Goed bestuur maakt een groot verschil

Neem Zuid-Korea of Taiwan, nu allebei rijke landen. Neem Congo of Zambia, allebei straatarm. Hoe komt het toch dat die twee laatste amper vijftig jaar geleden welvarender waren dan de eerste twee. Zoek dus de verschillen, het is belangrijk om weten. Wel, Zuid-Korea en Taiwan hebben gekozen voor een vooral familiale en productieve landbouw gericht op de eigen noden. Dat heeft hen geen windeieren gelegd. Want hun landbouw heeft hen de kans verschaft om hun industrie op te bouwen.

Hoe anders is het verlopen in zoveel andere landen, zeker in Afrika. Zelfs met nog amper zes procent van de werkende mensen die boer of boerin zijn, trekt industrieland Zuid-Korea nog altijd 13 procent van het overheidsgeld uit voor landbouw. De regeringen van Kameroen, Burundi of Soedan waar zeventig tot negentig procent van de mensen in de landbouw werken, goed voor bijna de helft van nationaal inkomen, spenderen minder dan twee procent van hun geld in die belangrijke economische sector.

Daar hoeft geen tekeningetje bij. In deze landbouwsamenlevingen laten de regeringen de boeren stikken. Meer dan eens gaat het ook om een botsing van belangen. Vele politici of hun families verdienen hun riante inkomsten omdat ze belang hebben bij een exportlandbouw of omdat ze de invoer controleren van rijst of ander voedsel uit het buitenland. Ook daarom verdedigen zij niet de belangen van de boeren.

De Afrikaanse landen hebben nu in de verklaring van Maputo beslist om tien procent van hun overheidsmiddelen in hun landbouw te gaan investeren. Als ze het echt doen, is dat niet slecht, maar het is wel nog veel te weinig. Zal dit hun industrialisering hypothekeren? Neen, net niet.

Voedselonrust steekt snel de kop op, op het platteland en meer nog in de steden. Hoe zou je zelf zijn indien je honger hebt? Al wat hiervoor staat, is nu dringend, maar wat meest van al? Een lijstje, om het niet te vergeten.

  • Aarzel geen seconde, maak meteen geld vrij voor het Wereldvoedselprogramma van de Verenigde Naties.
  • Vermijd daarbij de fouten van vroeger. Wanneer het Wereldvoedselprogramma en andere voedselhulpinitiatieven eten inkopen, dan moeten ze dat eerst lokaal en regionaal doen. Zo bezorgen ze de landbouwers ter plaatse of in de ruimere regio een beter inkomen en ze stimuleren hen meteen tot een hogere productie.
  • Haal nu eindelijk landbouw en voedselproductie weg bij de Wereldhandelsorganisatie en uit de vrijhandelsakkoorden die o.a. Europa en de Verenigde Staten aan het sluiten zijn. Want eten is geen koopwaar zoals alle andere.
  • Geef daarom de fakkel door aan de Wereldvoedselorganisatie FAO, bezorg hen het mandaat om te zorgen voor een duurzame landbouw in de wereld.
  • Ten slotte, voor alle rijke landen, voor de internationale financiële instellingen en hulporganisaties, maak nu eens werk van het optrekken van de budgetten voor landbouw in de internationale samenwerking.

Jan Aertsen
15/04/2008