Boeren en brouwers tappen uit een ander vaatje in Oost-Congo

Boeren en brouwers tappen uit een ander vaatje in Oost-Congo

21/01/2013

Er valt deze dagen weinig positiefs te lezen over Oost-Congo in de media. Mogen we toch eens proberen? Is het gepast om te vertellen dat voor veel mensen in de Kivu’s het leven gewoon doorgaat, en dat veel boerengroepen en handelaars de toekomst vorm geven? Of is dat dwaas optimisme?

Vredeseilanden werkt al decennia lang in het oosten van Congo, vooral Noord-Kivu. Ook tijdens de verschillende oorlogsvlagen zijn de boerenorganisaties overeind gebleven en slaagden ze erin hun leden te ondersteunen in penibele omstandigheden. Sinds 2010 bouwden we onze werking verder uit in Zuid-Kivu en Ituri. Omdat we ervan overtuigd zijn dat de regio naast noodhulp voor de zwakste groepen, evenzeer nood heeft aan duurzame, structurele ontwikkelingsprogramma’s. Maar is dat wel mogelijk om in een regio waar de staat afwezig is, waar nauwelijks infrastructuur is, waar sommige buitenlandse NGO’s een bedelcultuur geïnstalleerd hebben en waar wolken van onveiligheid boven de hoofden van mensen hangen? Collega’s Chris en Jan zochten het uit. Ze passeerden de stad Goma op het slechtst denkbare moment - de M23-rebellen begonnen net een nieuw offensief - maar kwamen vooral terug met een levendig verhaal.

100% lokaal

En waar begint het leven voor veel Congolezen? Juist, bij een pint Primus. Brouwerij Bralima heeft een vestiging in Bukavu, de hoofdstad van Zuid-Kivu. De ingrediënten van hun bier zijn af te lezen op het etiket: water, mout, hop, suiker en … rijst. Elke maand verwerkt de fabriek 360 ton rijst. Tot een tiental jaar geleden kwam het overgrote deel van die rijst uit Azië en zorgden Pakistaanse handelaars voor de import. In 2006, na de grote oorlog, besliste Bralima om haar eigen rol op te nemen in de socio-economische opbouw van Congo. Lokale rijst afnemen, van de boeren in de regio, kwam voorop te staan. Om dit mogelijk te maken, werden dezelfde Pakistaanse handelaars ingeschakeld. Zij hebben de opslagplaatsen en ook het kapitaal dat ze in kredietvorm aan tussenhandelaars geven om de rijst te kunnen opkopen van de boeren. Vandaag komt 85% van de rijst die nodig is om bier te brouwen, van de lokale boeren. Het doel van de brouwerij is 100% lokaal aan te kopen.

Maar denk niet dat Bralima de lokale rijst enkel wil aankopen uit maatschappelijke overwegingen. De brouwerij is niet de enige die op lokale rijst aast. De concurrentie is groot. Bedrijfskeukens van de grote mijnbedrijven zoals Banro in de streek koken vaak 10.000 maaltijden per dag en rijst is de hoofdbrok van elke maaltijd. Groothandels zoals DATCO of OLIVE, die de voedingswinkels en -markten in de regio van allerhande producten voorzien (ze voeren zelfs maandelijks een paar containers met bokalen mayonnaise in uit België), willen maar al te graag minder rijst uit landen als Pakistan invoeren. En dat is zeker niet alleen omdat de ingevoerde rijst te ver over land moet vervoerd worden en dus relatief duur is. “De Pakistaanse rijst is vaak al jaren oud voor hij hier arriveert. Deze rijst heeft absoluut geen geur en dus proef je dat die niet vers is “ zegt Ketal, de directeur van DATCO in Bukavu. “We kopen de laatste jaren dan ook meer Tanzaniaanse rijst aan, maar het liefst van al zouden we de lokale rijst van hier opkopen”, zegt hij. Datco koopt rijst aan voor de brouwerij, maar ook voor de voedingswinkels die ze zelfs voorfinancieren om hun producten in de winkels te leggen. “De consument hier wil rijst van de streek, die smaak bevalt het meest”.

Banken mee in bad?

Toch is er nog veel werk aan de winkel voor de boeren en hun coöperatieves. Vredeseilanden ondersteunt sinds vorig jaar samen twee kleine coöperatieven (COPA en COSOPRODA) van rijstboeren en -boerinnen in de vlakte van de Ruzizi rivier, een uitgestrekt gebied op de grens met Rwanda en Burundi, uitermate geschikt voor rijststeelt. “We zijn er vooral in geslaagd om opslagruimte voor de rijst van onze leden te garanderen” zegt Béatrice, een boerenleidster van één van de groepen van COPA. De opslagruimte hebben ze gebouwd op de grens met Burundi, met de douaniers in het door de EU gefinancierde nieuwe douanekantoor als buren. “Vroeger moest al die rijst dadelijk na de oogst verkocht worden, aan een lage prijs, want iedereen verkoopt dan,” vertaalt voor ons de woordvoerster van de cooperatie. “Nu kunnen boeren later verkopen, we nodigen handelaars uit en wie wil verkopen verkoopt, wie nog wat wil en kan wachten, laat de rijst liggen”. COPA wil ook lokale banken betrekken bij het bewaren van die rijst. Als die bereid zouden zijn een lening te geven aan de boeren tot de rijst verkocht wordt, zouden ze de bewaring zeker nog kunnen rekken in de tijd en uitbreiden en alzo nog betere prijzen krijgen.

Maar het kunnen bewaren van de rijst tot de prijs hoog genoeg is, is zeker niet het enige waar men verder moet op inzetten. Iedereen wil rijst uit Kivu, maar iedereen wil ook dat die de kwaliteit evenaart van de ingevoerde rijst: mooi verpakt, geen korrels met zwarte puntjes, geen te grote hoeveelheid gebroken rijstkorrels, geen steentjes of zand. Ook de productiviteit van de rijst kan zeker nog omhoog. Betere variëteiten, de correcte bemesting voor de bodem en de juiste productietechnieken moeten er voor zorgen dat iedereen minimum 4 ton per ha zou kunnen oogsten. Zowel COPA als COSOPRODA hebben al enkele motoculteurs in hun machinepark die ze verhuren aan hun leden om grotere stukken grond te kunnen mechaniseren en zo de productie op te drijven. Op dit ogenblik groeit rijst op 3700 ha geïrrigeerde velden, maar nog eens dezelfde oppervlakte zou kunnen geïrrigeerd worden. Er is dus zeker ruimte voor groei.

Samen investeren

90% van de rijstboeren in de streek is echter geen lid van een coöperatieve of boerenorganisatie. Hoe kunnen ze dan genieten van gunstige afzetmarkten, zoals Bralima? En wat kan de rol zijn van de groothandelaars in de streek? Bedrijven als Olive hebben verwerkingsinstallaties voor de rijst in de vallei. Boeren kunnen er terecht voor hun rijst te drogen en een tijdje op te slaan. Er wordt dan wel verwacht dat ze die rijst aan Olive verkopen. Groothandelaar Datco wil samen met anderen ook wel investeren in een verwerking die kwaliteit en grote hoeveelheden aankan.

En wat is de rol van de brouwerij? Zijn zij bereid te investeren in de rijstboeren? Het lijkt van wel, dat de tijd rijp is dat iedereen van boer tot consument zijn steentje wil bijdragen. Op de vraag of je daar geen goed functionerende overheid nodig hebt, antwoordt de directeur Camille Kassongo van Bralima: “Hier is nooit een overheid geweest, je leert daar mee leven. De rol van de overheid wordt overgenomen door bedrijven en door burgers. Al zou het ons natuurlijk wel helpen als er hier een goed functionerende overheid was...” En die constante dreiging van oorlog dan? “Er is sinds het ontstaan van Bralima nog nooit een dag geweest zonder dat er bier gebrouwen werd, zelfs niet tijdens de lange reeks van oorlogen hier.”

En dus wordt het zoeken. Zoeken naar welke economische netwerken de rijstboeren en boerinnen kunnen uitbouwen om sterker te staan op de markt. Om gezamenlijk betere prijzen te onderhandelen met opkopers, om de volumes en kwaliteit te kunnen leveren die gevraagd worden door de markt. Brouwerij Bralima, de Paktistaanse handelaars en vertegenwoordigers van de boeren engageerden zich alvast om werk te maken van een beter georganiseerde rijstsector die ten goede komt aan iedereen, ook aan de boeren. “En een jonge boer die genoeg verdient, heeft geen kalashnikov nodig om te overleven,” besluit één van onze medewerkers.