Boer redt klimaat

Boer redt klimaat

16/12/2009

We weten dat de aarde opwarmt en dat landbouw daarin een hoofdrol opeist. Afhankelijk van de manier van tellen (reken je ontbossing mee of niet) is landbouw wereldwijd verantwoordelijk voor ongeveer 14 tot 30% van de broeikasgasuitstoot. Laat dat een houvast zijn voor de klimaatonderhandelaars in Kopenhagen: landbouw kan evengoed voor een drastische vermindering van de uitstoot zorgen en tegelijk honger en armoede de wereld uithelpen.

Niet om het even welk model van landbouw is daartoe in staat. Wel de duurzame familiale landbouw. Daar moet vele malen zwaarder op ingezet worden en we weten heel goed hoe dat kan.

Terwijl er in de energiesector dure onderzoeksprojecten opgezet worden rond opvang en opslag van CO2, kan landbouw koolsof van nature opslaan in de bodem. De landbouwsector omvormen van een klimaatvervuiler tot een klimaatheld, kan niet gerealiseerd worden met een industrieel landbouwmodel. De manier waarop er aan landbouw gedaan wordt, bepaalt de impact van landbouw op de opwarming van de aarde. In die landen waar het grootste deel van de bevolking leeft van de landbouw, ligt de bijdrage van landbouw aan klimaatverandering het laagst. In India bijvoorbeeld, stoot de landbouwsector “slechts” 0,4 ton broeikasgassen uit per Indiër. In Canada, een land met een meer industrieel landbouwmodel, stoot de landbouw 1,6 ton CO2-equivalent uit per Canadees.

Boosdoeners

Meststoffen en veeteelt zijn de grootste boosdoeners op vlak van klimaatopwarming. Stikstofhoudende meststoffen zorgen voor de vrijzetting van lachgas, een broeikasgas met een opwarmend vermogen dat 310 keer hoger is dan CO2. Een ander belangrijk broeikasgas is methaan, dat vrijkomt via darmgisting bij herkauwers en drijfmest. Een kritische lezer zal misschien opwerpen dat de industriële landbouw veel productiever is en dus meer “mag” vervuilen. Dat klopt niet. Kleine en middelgrote familiale bedrijven die over voldoende grond en middelen beschikken, zijn productiever dan de agro-industrie.

Als we daarbij ook nog eens energie-efficiëntie in acht nemen, dan is familiale landbouw de absolute kampioen. De FAO (de landbouw- en voedselorganisatie van de VN) berekende dat boeren in geïndustrialiseerde landen gemiddeld vijf keer zoveel energie nodig hebben om één kilo graan te produceren als hun collega boeren in Afrika. Een boer in de Verenigde Staten gebruikt 80 keer meer energie om één kilo rijst te produceren dan een boer in de Filippijnen. De energie waar de FAO naar verwijst is grotendeels fossiele energie die nodig is voor de productie van meststoffen en pesticiden en energie voor de landbouwmachines.

Agro-ecologische landbouw

Het potentieel van de landbouwsector om broeikasgassen te reduceren, hangt af van de landbouwpraktijk. De bodem is één van de meest opzienbarende ecosystemen, die van nature ontzettend veel koolstof vasthoudt. Industriële landbouw vertrekt evenwel van de vooronderstelling dat bodemvruchtbaarheid onderhouden moet worden met chemische meststoffen. Bijgevolg gaat er weinig aandacht naar organische stof in de bodem, die noodzakelijk is om koolstof vast te houden.

Decennia van industriële landbouw hebben er zo voor gezorgd dat de organische stof in de bodem sterk verminderd is, met veel vrijgekomen koolstof tot gevolg. Als we erin slagen om de organische stof in de bodem weer te verhogen, zou de landbouwgrond volgens onderzoek van de ngo Grain minstens een derde van de overtollige CO2 in de atmosfeer weer kunnen opnemen. Vanuit dezelfde gedachte stelde de FAO in Kopenhagen een reductieplan voor broeikasgassen voor waarin ze de miljoenen boerenfamilies in de derde wereld een cruciale rol geven.

Dat kan op korte termijn door een aantal landbouwtechnieken aan te moedigen die de opslagcapaciteit van koolstof in de bodem verhogen: groenbemesters opnemen in het teeltplan, het ploegen van de aarde beperken, promoten van agro-bosbouw, duurzaam graasbeheer,enz…. Bijna negentig procent van het potentieel waarover de landbouw beschikt om emissies te reduceren, komt volgens de FAO van dergelijke ingrepen.

CDM geen wondermiddel

De aandacht voor de plaats van landbouw in een globaal klimaatbeleid houdt ook risico’s in. Er valt namelijk geld te verdienen met klimaat. De agro-industrie zal in Kopenhagen lobbyen om landbouw verkiesbaar te maken voor financiële steun onder het “Clean Development Mechanism” (CDM). Dit mechanisme laat geïndustrialiseerde landen toe om hun eigen uitstoot terug te dringen via investeringen in hernieuwbare energie of energie-efficiëntie in derdewereldlanden. Ofschoon landbouwpraktijken die koolstofopslag bevorderen of broeikasgasuitstoot verminderen natuurlijk aanmoediging verdienen, is het maar zeer de vraag of dat via CDM moet gebeuren. CDM zorgt er immers voor dat investeringen in ontwikkelingslanden verkozen worden boven duurdere investeringen in eigen land, waar men rustig verder doet zoals men bezig was.

CDM en de handel in koolstofcertificaten gaan eveneens voorbij aan het fundamentele verschil tussen twee landbouwsystemen: de agro-industrie versus familiale landbouw. Om boeren en boerinnen hun heldenrol in het klimaatverhaal ten volle te laten spelen, moeten we de kaart trekken van de kleinschalige en middelgrote familiale landbouw die ingebed is in de lokale samenleving en gebaseerd is op biodiversiteit en agro-ecologie. Op die manier garandeert familiale landbouw ook een eerlijkere verdeling van de welvaart en stuwt het de economische ontwikkeling van de eigen streek.

De klimaatcrisis is een kans om de rol van familiale landbouw weer naar waarde te schatten. Het is aan onze politici om een kader te scheppen waarbinnen dit model zijn potentieel kan waarmaken. Stabiele markten die rendabele prijzen tot stand brengen, zijn daar een cruciaal onderdeel van. Dan kunnen landbouwers hun sleutelrol spelen in de noodzakelijke transitie naar een zero-koolstof maatschappij.

Karen Janssens, Vredeseilanden

(foto: Jami Dwyer)